granietrotsen, in de prachtigste en schilderachtigste wanorde,
door en over en boven elkander geworpen, en waaruit zes hooge toppen,
als koepels afgerond, glad, ontoegankelijk, zich trotsch en fier ten
hemel verheffen. De naam van den berg is aan dien eigenaardigen vorm
ontleend: in de bidja-taal beteekent louz ontoegankelijk. De Arabieren
hebben dien naam zeer dwaselijk vertaald met Abrikozenberg, omdat
louz in het arabisch de naam dier vrucht is.--Te midden der
granietrotsen, waarvan ik zooeven sprak, merkte ik onderscheidene
zonderlinge steenformaties op, die in Bretagne ongetwijfeld voor
monumenten uit den tijd der druïden zouden worden aangezien, en
waaraan zich ook hier wel waarschijnlijk eene of andere legende van
djinns, afrid, of dergelijke half bovennatuurlijke wezens hechten zal.
Jammer dat mijne onbekendheid met de taal van de afstammelingen der
Troglodyten mij de gelegenheid benam, met deze traditiën der woestijn
nader bekend te worden.
De hellingen van den berg Kassala boden eene uitnemende gelegenheid
aan, om de topographie der streek te bestudeeren. Op eene hoogte van
twee of driehonderd ellen, lag het gansche land als eene groote kaart
voor mij uitgespreid, tot ver in het noorden voorbij Fillik. De geheele
oasis bestaat uit alluviaalgronden, bij uitnemendheid geschikt voor
bebouwing van allerlei vruchten en gewassen; maar uithoofde van de
schaarschte der bevolking--een gevolg van de dwingelandij der
egyptische regeering--is geen veertigste gedeelte van de vlakte
werkelijk bebouwd. Deze vruchtbare grond, die ook de geringste
inspanning van den landman zoo rijkelijk loonen zou, levert nu niets op
dan een weinig katoen en wat graan.
Deze laag van alluviaalgrond, waaruit bijna de geheele oasis bestaat,
heeft men te danken aan de regelmatige overstroomingen van de rivier
de Gash, waaromtrent ik het een en ander heb mede te deelen. De Gash
of Gach ontspringt in het hoogland van Abyssinië, waar zij den naam
van Mareb voert; beschrijft een wijden kring rondom de provincie
Seraoué, en stroomt dan door eene lage en boschrijke streek, ten oosten
door Abyssiniërs, ten westen door negers van den stam Basen bewoond.
In Seraoué is de Gash niet veelmeer dan een breede beek, die hare zeer
ondiepe wateren over een met blauwachtige steentjes bezaaide bedding
voortstuwt; ik kan niet juist zeggen waar deze beek ophoudt en de
bedding van fijn zand begint, die door het land Basen tot de Atbara
reikt. Tien of twaalf mijlen boven Kassala treedt de Gash uit de bergen
te voorschijn, en buigt zich in schilderachtige kromming naar het
noordwesten en dan naar het noorden. In den regentijd voert de rivier
eene ontzaglijke massa geel en slijkerig water mede, dat overal langs de
oevers een vette sliblaag achterlaat. Zoo heeft ook hier de rivier de
oasis geschapen; en op de hoogte van den berg el-Louz staande,
overziet men met een enkelen blik de gansche topographie der streek.
Langs de boorden der rivier strekt zich een breede zoom uit van
palmbosschen, katoenplantages, bebouwde velden, dorpen, kampen der
nomaden; scherp teekent zich deze bebouwde en bevolkte streek af
tegen den geelachtig-grijzen achtergrond der woestijn, waar, op den
lichten, steenachtigen bodem, zoo ver het oog reiken kan, uitgestrekte
bosschen van mimosa's groeien. Nog verder nemen de steenen geheel
de overhand, en houdt de plantengroei op; de naakte bodem wordt dan
eene aaneenschakeling van geulen en spleten, die het voortgaan
ontzaglijk moeilijk maken.--Naar het mij voorkomt, bereikt de Gash
hare grootste breedte onder de muren van Kassala, waar zij een der
bolwerken besproeit. De rivier heeft daar eene breedte van
vijfhonderd-tien el; het is inderdaad een prachtige stroom, vooral in de
maand Juli, wanneer de hoog gezwollen gele wateren gansche
boomstammen medevoeren, die langs de oevers ontworteld zijn.
In gewone jaren wordt de rivier in haar loop gestuit door de dijken van
Dabab, vijf uren ten noorden van Kassala; zij verliest dan hare wateren
in de vlakte, en komt niet verder dan dit dorp; maar is de rijzing
belangrijk, dan baant het water zich een doortocht naar het noorden,
naar bebouwde landstreken, door nomaden bewoond. De rivier stroomt
dan oostwaarts nabij den berg Touèz, en eindigt, eenige uren verder
haar loop in eene bebouwde streek, aan de Hadendoa behoorende. In
buitengewone jaren eindelijk stort de rivier zich in de Atbara uit, nabij
Om-Handel, op omstreeks 17° 8' noorderbreedte.
Op zekeren dag vatte ik het voornemen op, de Gash ongeveer tien
mijlen op te varen, om een bezoek te gaan brengen aan den berg
Aboe-Gamel (de vader van den kameel)--een fraaie, geheel op zich zelf
staande kegel, vanwaar ik de gansche vlakte kon overzien. Als gids had
ik op dien tocht een jong inboorling, zeer vriendelijk en voorkomend
van aard, die zich vrijwillig aanbood om mij door het gansche land
rond te leiden, met uitzondering van Algheden, zijn geboorteland, waar
hij, volgens zijn zeggen, om een kleinigheid, een manslag in eerlijke
veete begaan, met de overheid overhoop lag.
Wij verlieten dan te zamen Kassala, en volgden aanvankelijk
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.