tegen hem ondernemen dorst, had men hem, ik weet
niet meer onder welk voorwendsel, naar Kassala gelokt, waar hij, kort
na zijne aankomst, door soldaten overvallen, geboeid en in den kerker
geworpen werd.
De Hadendoa bleven het antwoord niet schuldig. Twee dagen reeds na
de gevangenneming van den sheikh, trok een treurige stoet de poort van
Kassala binnen. Het waren inwoners dier plaats, die op den weg van
Souakin door eene gewapende bende waren overvallen geworden, en
nu een aantal dooden en gekwetsten medevoerden. Om goed te doen
uitkomen, dat het hier eene politieke weerwraak gold, hadden de
nomaden de kameelen en de koopwaren der reizigers ongedeerd gelaten.
Toch had ook ditmaal, zooals steeds in het Oosten gebeurt, de straf
alleen onschuldigen getroffen: want de arme kooplieden uit de voorstad
hadden niets uitstaande met de zeer verheven en rechtvaardige politiek
van den divan van Kassala.
Luide kreten van verontwaardiging en smart, vervloekingen en
jammerklachten, begeleidden den treurigen optocht. Ik was op het
terras mijner woning geklommen om te zien wat er gaande was, toen ik
van de zijde van Sabterat een dergelijken stoet zag naderen, door
jammerende vrouwen en ernstig zwijgende fogara (mohammedaansche
priesters) begeleid. Later vernam ik dat dit takarir (muzelmansche
negers) waren, die, bezig met hout te zoeken, plotseling waren
overvallen geworden door een dertigtal Barea, evenals zij zelf met
lansen en schilden gewapend. De takarir, hoewel slechts zes man sterk,
hadden zich dapper gehouden. Het gevecht had eenige uren geduurd:
hetgeen minder vreemd zal klinken, als men bedenkt dat dergelijke
ontmoetingen tusschen kleine benden, deels door de groote sterke
schilden, waarvan de strijders zijn voorzien, deels door hunne
merkwaardige behendigheid, bijna meer op gymnastische oefeningen
dan op ernstige gevechten gelijken. Van de vijftig lanssteken brengt er
misschien één eene eenigszins ernstige wonde toe. De negers hadden
een man verloren; de vijf anderen waren allen meer of minder zwaar
gekwetst; de Barea verloren een man, die ten prooi van de hyena's werd
gelaten.
Dergelijke tragische voorvallen zijn overigens niets zeldzaams bij deze
nubische herders. Tijdens mijne eerste reis, toonde men mij van ver,
achter den berg Abou-Gamel, het dorp Hafara, destijds verwoest en
verlaten, ten gevolge van eene noodlottige gebeurtenis, ongeveer een
jaar geleden voorgevallen.
Een man van Hafara had de dochter gehuwd van een aanzienlijke uit
den negerstam der Basen: hetgeen hem echter niet belet had, zich op
verraderlijke wijze meester te maken van twee jongelieden uit het dorp
van zijn schoonvader, met het openlijk erkende doel om hen als slaven
te verkoopen. De schoonvader kwam naar Hafara en vorderde de
uitlevering van zijne stamgenooten; de ander weigerde, maakte zich
driftig, en verklaarde rondweg dat hij ze te Kassala zou verkoopen:
hetgeen hij eenige dagen later ook werkelijk deed. De Basen zweeg;
maar zijne dochter, die op zijn gelaat kon lezen wat er in zijne ziel
omging, gaf nu haren man dezen minstens zonderlingen raad:
"Mijn vader gaat vertrekken; maar ik heb op zijn gelaat gelezen dat hij
vast besloten is, u te dooden. Gij zult dus verstandig handelen, indien
gij hem nu aanstonds doodt, terwijl hij in uwe macht is, uit vreeze dat u
later een ongeval overkomt."
De man gaf, ouder gewoonte, ten antwoord: "Hij durft niet."
De Basen vertrok, en weken verliepen zonder dat men iets van hem
hoorde. Maar op zekeren avond kwam een man van de Basen in Hafara,
en had een geheim onderhoud met de vrouw, waarbij hij haar
waarschuwde zich tot vertrek gereed te houden, omdat haar vader haar
binnen weinige dagen zou komen afhalen. De negerin nam den wenk
ter harte, en zeide er niets van tot haren echtgenoot, waarschijnlijk
denkende dat het misdadig zou zijn hem aan zijn noodlot te willen
onttrekken. Op zekeren nacht overvielen driehonderd welgewapende
Basen in alle stilte het dorp, dat uit niet meer dan honderd woningen
bestond; voor de deur van iedere hut stelde zich een man als wachter,
terwijl twee zijner makkers de woning ingingen, en allen, die zij daar
vonden, den hals afsneden. In weinige oogenblikken was alles
afgeloopen, en de vijfhonderd inwoners van Hafara waren uit den slaap
in den dood overgegaan. De hoofdschuldige aan deze ramp verloor
evenzeer het leven, en zijne weduwe volgde de overwinnaars, die
haastig naar hunne bergen terugtrokken.
Tot weerwraak over dezen aanslag, verbonden de mannen van Sabterat
en Algheden, de naburen en bondgenooten van de Hafara, zich met de
Turken van Kassala, en deden een inval in het gebied der Basen; zij
doodden een zestigtal mannen en voerden achttien gevangenen mede,
voor het meerendeel jonge meisjes en kinderen, die te Kassala als
slaven werden verkocht.
II.
Ik had Kassala tot uitgangspunt gekozen voor de onderscheidene
onderzoekingstochten, die ik naar verschillende zijden, voornamelijk
naar het oosten en zuiden, ondernam. De berg Kassala-el-Louz was
bijna altijd het einddoel van deze uitstapjes. Deze berg bestaat uit eene
massa
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.