bang was, dat het mishandeld zou worden, en hoe zeer zij hard werk had, om aan den kost te komen, het echter niet gaarne zou verlaten.--Buiten Montbar wordt de landstreek hoe langer hoe woester, doch levert daarom geen onaangenaame vertooning op; van de aanmerkelijke overblijfsels van een oud kasteel, dat ik hier op eene rotsachtige hoogte zag liggen, wist niemand van het gezelschap mij eenig bijzonder narigt te geeven. De grond was hier als bedekt met sprinkhanen die geduurig voor de voeten met geheele zwermen opvlogen; de vleugels waren schoon rood. In 't voorbijgaan zagen wij Semur, een stad op een hooge rots aardig gelegen; het riviertje d'Arman?on stroomt aan den voet. Men ze? mij, dat deze rots bestond uit rood graniet, bekwaam om gepolijst te worden. Men vindt hier ook veel versteeningen van groote Ammonshoornen, Oesters, Mosselen, enz. De grond hier rondom ziet 'er noch al vruchtbaar uit, en men teelt 'er veel koren. De weg is aangenaam, aan beide zijden beplant. Tegen den avond kwamen wij te Vitteaux, een stadje tusschen verscheidene bergen aan het riviertje de Brenne gelegen, waar wij ons avondmaal en nachtverblijf moesten houden. Hier omstreeks vindt men ook marmergroeven, en bij het inkomen eene gemeene wandelplaats. Ik doorliep het plaatsje, maar zag 'er niets bijzonders. Heden hadden wij 9 1/2 post gereisd. Ons avondmaal was vrolijk: onze Wijnkooper van Beaune liet zich nu en dan eens gelden, en wij waren over onze Herberg nog al wel te vreden.
Den volgenden morgen, 19 dezer, vertrokken wij weder om drie uren; dit scheen het algemeen bepaalde uur. Een' vrij hoogen berg over moetende (want hier kan men het al bergen noemen) gingen wij te voet. Op de hoogte vonden wij het zeer frisch, zoo dat het zelfs eenigzins hinderlijk was. Het begon dag te worden, en wij zagen niet ver van den weg een Telegraaf, die opgerigt, was om de Arm��e de Reserve, die hier omstreeks lag, met die van Itali?n gemeenschap te doen hebben: thans maakt men 'er geen gebruik me��r van; van deze plaats, de verhevenste van de geheele streek, zag ik de eerste stralen der zon een schilderachtig schoon landschap beschijnen.--Een eindweegs verder zagen wij aan onze rechterhand het aanzienelijke kasteel Sombernon voorheen bewoond door de Hertogen van Bourgondi?n. Onze Rentenier van Dyon deed mij hier als iets in der daad bijzonders opmerken, dat de drup of het water van het dak op dit kasteel, aan den eenen kant door de Brenne in de Yonne de Seine, en vervolgens in den Oce?an; en aan den anderen kant door de Ouche in de Saone in de Rhone en vervolgens in de Middellandsche Zee loopt. De landstreek blijft aanhoudend schilderachtig schoon; hier ziet men bosch, daar barre en hooge rotsen, en daar zijn dezelve weder geheel groen door de menigte palm en andere struiken, die 'er op groeijen. Hoe me��r wij Dyon naderden, hoe me��r wij bevonden, dat de Natuur hier eene eenigzins ontzaggelijke houding aanneemt; de rotsen zijn hoog en hier en daar steil; zij hellen zelfs op sommige plaatsen over den weg, die 'er digt langs loopt, heen. Wij kwamen voorbij een vrolijk gelegen dorpje, rondom meestal met allerlei vruchtboomen beplant; dit is de vruchthof van Dyon en levert zeer veel ooft aan de stad. De Bisschop van Dyon had hier zijn buitenplaats, en dit bewijst genoegzaam, dat het een aangename en vruchtbare landsdouw is. Verder zagen wij de nog aanzienelijke overblijfsels van dat Carthuizer klooster, om deszelfs pracht en weelde, om zijne paleizen en bekoorlijke tuinen zoo vermaard; en deze tempel der wellust werd, tot aan de omwenteling, door een soort van Monniken bewoond, die van vele, om hunne voorgewende godsvrucht en zedigheid, met den uitersten eerbied behandeld werden. Wat men ook van de Fransche omwenteling zegge moge, in het uitroeijen der kloosters heeft zij het menschdom een' wezenlijken dienst bewezen. Langs den weg ziet men een gracht (canal) die onvoltooid is gebleven, en die zig tot een goeden afstand van de stad uitstrekt. Niet verre van Dyon begint die keten heuvelen, die om derzelver overvloed van goeden wijn la C?te d'Or genaamd wordt; de stad vertoont zich met hare fraaije spitze torens, op eene bevallige wijze, (de hier bijgevoegde aftekening zal 'er u een duidelijk denkbeeld van geeven.) Wij kwamen 'er in door eene fraaije poort, die nog niet lang gebouwd scheen, en namen onzen intrek in het H?tel de la Gal��re, nadat wij van onze vriendelijke reisgenoten afscheid genomen hadden. Het speet mij in der daad, dat wij niet langer bij elkanderen bleven. De Priester vooral was een man, die kunde en smaak met een beminnelijke geaardheid scheen te vereenigen: men bespeurde aan hem in 't geheel, die onaangename gebreken niet, die zoo dikwijls aan lieden van dien stand eigen zijn; hij was vrolijk zonder losbandigheid, zedig zonder gemaaktheid, en kundig
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.