land. Weldra bespeurde wij de stad Joigny [7], en eene vlakte zoo ver het oog kon reiken. De voorstad St. Michel, is zeer aangenaam aan de Yonne geleegen, en maakt een fraaije kaai; 'er staan verscheidene gnappe huizen en een groot en schoon gebouw, zijnde eene cazerne, daar voorheen veel krijgsvolk zoo te voet als te paard in gelegd werd. Die kaai pronkt ook met twee prachtige en sierlijke ijzeren hekken, een derde is aan den opgang van de brug. Op de fraaije steenen brug, die door agt boogen ondersteund word, heeft men een verrukkend gezigt. Bonaparte kwam 'er over, toen hij zegepralende uit Itali?n te rug keerde, en men heeft toen op dezelve een' houten eereboog opgerigt die 'er nog staat. Het stadje, dat niet groot is, maar zeer welvarende, drijft, zoo het schijnt, veel handel in koorn, daar het de stapelplaats van is, en van een soort van laken, dat 'er gemaakt word. Voorheen was het een Graafschap.
Het dorpje Avrolles, daar wij doorreden, leverde een deerlijk schouwspel op; 112 huizen en de kerk waren er den 25. der laatst afgeloopen Maand, door de onvoorzigtigheid van een der Inwoonders, afgebrand. Eer wij hier aankwamen, wees men mij het begin, dat men gemaakt had met het kanaal van Bourgondi?n te graven. Het stadje St. Florentin op dezen weg gelegen, leverde niets merkwaardigs op; de grond hieromstreeks kwam mij niet zeer vruchtbaar voor. De wijnbergen en heuvels werden meer verheven. Dit plaatsje echter herinnerde ons aan St. Florentin, daar na Hertog de la Vrilliere, die 'er Heer van was, een der verachtelijkste Hovelingen van Lodewijk den XV. Hij kon zich beroemen van veertig duizend Lettres de Cachet uitgegeven te hebben; zijn bijzit Sabathier heeft 'er omtrent wel negen en dertig duizend van verkocht. Men maakte op hem het volgende grafschrift:
Ci git un petit saint [8] qui n'est pas du commun; Il a porté trois noms, et n'en laissa pas un.
Omstreeks zeven uren kwamen wij te Tonnère: heden hadden wij 13 1/2 post afgelegd, en hielden hier ons nachtverblijf. Dit stadje is schilderachtig gelegen; een kerk op een rots gebouwd, ziet men van verre boven de huizen uitsteken; aan den voet van dezelve is een bron, die zeer overvloedig in water en zoo diep is, dat men schier geen' grond kan vinden: rondom is eene overdekte gallerij gebouwd voor de waschvrouwen. Niet meêr dan ruim honderd voeten van daar heeft het water van deze bron reeds een stroom gevormd, waar men op een steenen brug, van twee bogen, overgaat. De Marquis de Louvois, Secretaris van Staat, en Oorlogsminister onder Lodewijk den XIV, de schrik der Protestanten, was Heer van dit Graafschap. Wij vonden hier een redelijk goed avondmaal, en de ligging was ook vrij wel; want men heeft in Frankrijk in dit saisoen, alle reden, om te vreden te zijn over de bedden, als het getal der weegluizen zoo groot niet is, dat zij het slapen ten eenenmaal verhinderen. Voor het overige moet men hier met het scherpziende oog van eene Noord-Hollandsche vrouw niet rondsnuffelen, en vooral ook de keuken onbezocht laten. Nu men word hier ook aan gewoon, en dit is noodzakelijk.
Den 18 dezer begaven wij ons 's morgens om 3 uren weder op reis. Na een eind weegs gereden te hebben, troffen wij vrij hooge heuvels aan; de wagen kon hier niet anders dan zeer langzaam vorderen, en wij verkozen, om te wandelen. Wel dra zagen wij die grootsche en schitterende vertooning, die ieder redelijk mensch met eerbied en bewondering vervult, en die zoo vreemd is voor zeer veel stedelingen. De zon rees statig boven den gezigteinder. De landstreek is hier niet zeer vruchtbaar; wijn is het voornaamste, dat men 'er teelt. Wij zagen hier en daar ook kreupelbosch en woeste onbebouwde streeken. Na twee posten gereisd te hebben, kwamen wij te Ancy-le-Franc. Het stadje ziet 'er ellendig uit; doch even buiten hetzelve ligt een schoon kasteel. Het scheen door de omwenteling niet geleden te hebben. Nicolo del Abate, leerling van Primaticcio, een vermaard schilder ten tijde van Fran?ois I, heeft verscheidene vertrekken van dit kasteel versierd. Wij hebben het inwendig niet gezien, en vergenoegden ons met de tuinen, die hier en daar nog al aardig zijn aangelegd, te doorwandelen. Achter het huis scheen veel bosch te liggen, en het water ontbrak 'er ook niet; het kwam mij dus voor een aangenaam buitenverblijf te zijn. Voor mij zou het nog aangenamer wezen, wanneer ik het moest bewonen, indien het verder afgelegen was van het armoedige stadje, dat 'er voorheen aan behoorde, ten zij ik in staat was, om het lot van deszelfs inwoners te verbeteren. Thans behoort het kasteel aan de familie van Louvois, van hetzelfde geslacht daar ik hier van gesproken heb, en word door een vrouw van dien naam bewoond, ik weet niet of het de laatste vrouw
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.