zoo gewenscht is, lukt dit in de binnenlanden nog volstrekt niet. En toch, bij feestelijkheden, waaronder de Celebesiaan eigenlijk alleen dobbelpartijen en hanengevechten verstaat, kan hij niet genoeg krijgen van de "gezelligheid" en staat men werkelijk verbaasd over zijn ausdauer, bij dat dag en nacht voortdurende genieten ten toon gespreid. En als men op de vele "perkara's" let, welke de inlandsche rechtbanken te behandelen krijgen, dan zou men toch ook weer niet zeggen, dat het leven der menschen hier zoo emotieloos voortvliedt als het uiterlijk wel schijnt.
Dien avond gingen we een bezoek bij den Regent brengen. Aangezien we onze komst tijdig van tevoren hadden aangekondigd, was alles ten huize van den Regent voor onze ontvangst in gereedheid gebracht. Hij zelf stond ons beneden aan de trap van zijne woning op te wachten. Eigenaardig, zoo'n huis van een Boegineeschen Regent; hoog op palen gebouwd, onderscheidt het zich in vorm weinig van de huizen van gewone gegoede inlanders. Alleen aan de grootte en den bouw van den voorgevel kan men den hoogen rang van den bewoner onderkennen. Een houten trap met een afdak leidde ons in het groote ontvangvertrek, dat het geheele voorste gedeelte van het huis innam.
Hier ontving ons de vrouw van den Regent, gekleed in een lange kleurige zijden boegineesche kabaja, waaronder zij een fraaie sarong droeg. Midden in het vertrek, dat door een petroleumlamp schaars verlicht werd, stond een langwerpig vierkante gedekte tafel, beladen met schoteltjes, welke zeker wel een 20 soorten van gebak bevatten. Achter in het duisterste gedeelte van het vertrek, dichtbij en in de deuropening, die toegang gaf naar het achterhuis, zaten de overige bewoners van het huis, uit de familieleden en volgelingen van den Regent bestaande, bij elkander op den grond ons met groote belangstelling te "beobachten", geen beweging die hun ontging. Toen we gezeten waren, werd ons een groote kop zwarte koffie ingeschonken en werden we genood om toe te tasten. Het was een moeilijke keus want de eene lekkernij zag er al oneetbaarder uit dan de andere en het zou dus een zware taak zijn de tafel eer aan te doen. We kozen ten slotte maar iets dat er wat droog uitzag en den minsten smaak beloofde te hebben. Nadat we met ongelooflijk veel moeite de zwarte koffie naar binnen hadden gewerkt, werd ons zonder mankeeren een groote kop thee opgediend. Ook deze lijdensbeker konden we fatsoenshalve niet aan ons voorbij laten gaan. Het gesprek liep uiteraard over gewone dagelijksche dingen en werd gevoerd in den trant als bij een bezoek bij eenvoudige boeren in Drente, trouwens het geheel deed, uitgezonderd dan de entourage, wel wat denken aan zoo'n boerenvisite. Toen we zoo zaten te smullen, zette eensklaps een klein kind in den donkeren hoek een keel op van belang. Op onze vraag waarom het kind zoo schreeuwde, deelde men ons mede, dat het niet langer al die lekkernijen op tafel kon aanzien en nog niet voldoende getraind was zijne begeerten naar behooren te bedwingen. Natuurlijk dat het toen met kwistige hand door ons bedeeld werd, blij als we waren dat dit intermezzo eenigszins de aandacht van onzen eigen geringen eetlust afleidde. Voordat ons bezoek eindigde, dat we ongeveer een anderhalf uur gerekt hadden, werd elk van ons volgens landsgebruik op een presenteerblad een fraaie Bira'sche sarong aangeboden, welke weefsels terecht een goeden naam hebben. De etikette bij de Boegineezen eischt, dat men een dergelijk geschenk niet in handen neemt en bekijkt, dit zou hoogst onbeleefd gevonden worden, want het zou den schijn hebben of men het voorwerp critiseerde. We bedankten dus zonder meer en keken er verder niet naar om, zelfs namen we het bij ons vertrek niet mede, want het gebruik is, dat het geschenk den bezoeker naar huis wordt nagedragen. Den volgenden morgen reciproceerden wij die beleefdheid door aan de vrouw van den Regent een paar doozen zeep en een flesch odeur te zenden.
Thuis gekomen spoelden we den naren smaak weg met een glaasje bier en ondanks al die "kwade vochten" sliepen we dien nacht uitstekend.
Het plan was om den volgenden dag de reis door het regentschap voort te zetten en onze tenten op te slaan te Tyro, aan de baai van dien naam gelegen, ongeveer 10 paal benoorden Bira. Het was 's morgens een drukte van belang voor ons vertrek. De koelies, die ons "gep?ck" zouden vervoeren, waren al vroeg aanwezig en wachtten op het voorerf tot onze bedienden alles hadden ingepakt, hetgeen eerst na het ontbijt geheel kon geschieden. Toen dit afgeloopen was en de stoet vertrekken kon, maakten we ons gereed om op te stijgen. De paarden, weelderig geworden door de lange rust en het goede voer, moesten met beleid genomen worden, want hun ongeduld liet het niet toe kalm den voet in den stijgbeugel te zetten. Het was ongeveer 9 uur geworden toen we het poortje
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.