Reisherinneringen van een bestuursambtenaar in Zuid-Celebes | Page 4

L.M. van Klaveren
Na eenigen tijd den weg naar Tyro gevolgd te zijn, sloegen we een voetpad rechts af en gingen verder in oostelijke richting, de zee, welke over de klappertuinen heen zichtbaar was, steeds rechts van ons houdende. Het eene boschje na het andere werd nu afgespeurd. Het duurde niet lang of we zaten een zwerm grijze duiven op de hielen, die zich in de struiken en boomen aan onze blikken trachtten te onttrekken en telkens bij onze nadering opvlogen en een eind verder weer neerstreken. We stelden ons daarop verdekt op bij een boschje terwijl een onzer behoedzaam eene omtrekkende beweging uitvoerde, zoodat hij de duiven van de andere zijde kon naderen. Het duurde nu niet lang of we hoorden een schot vallen. De dieren, van die zijde geen gevaar duchtende, hadden zich laten verrassen en vlogen nu in hunne verbouwereerdheid in onze richting terug, waar de meesten zich vlak in onze nabijheid in de boomen neerzetten. Nu was het vonnis van eenige hunner geveld, een paar bijna tegelijk vallende schoten deed een viertal duiven als rijpe vruchten op den grond vallen. Later gelukte dezelfde truc wederom vrijwel. Op een beschaduwd plekje even vertoevende, maakte onze gids ons opmerkzaam op het ver verwijderde geroep van een boschhaan. Hoewel het geluid kwam uit een boschje; dat niet in onze richting lag, besloten we toch eene poging te wagen dit uiterst smakelijke boutje te bemachtigen. We begaven ons dus dien kant uit. Bij nadering van het boschje, waarin een paar hooge boomen stonden, waaruit we met zekerheid constateerden dat het gekraai vandaan kwam, begonnen we reeds onze maatregelen te nemen om niet gezien te worden, want zulke dieren zijn buitengewoon schuw. Besloten werd dat slechts een onzer, de beste schutter, zou probeeren het dier onder schot te krijgen, terwijl de anderen in eene inzinking van den bodem zouden blijven wachten en loeren, waarheen de haan bij eventueele mislukking zou vliegen.
Gebruik makende van elke dekking, die het terrein bood, sloop de jager als een indiaan naar de boomen toe en weldra was hij uit het oog verdwenen. Het roepen van den vogel ging geregeld door, waaruit opgemaakt kon worden, dat het dier nog geen onraad bespeurd had. In spanning werd afgewacht hoe het verder gaan zou.
Eindelijk viel een schot, waarna het kraaien onmiddelijk verstomde. Daar niemand iets had zien wegvliegen, was de waarschijnlijkheid groot, dat de jacht gelukt was. Inderdaad kwam onze makker ons dan ook al spoedig tegemoet met zijn buit, een fraai exemplaar.
Van habitus verschilt een boschhaan niet meer van een gewonen haan dan een wild konijn van een tamme soortgenoot, alleen vliegen de wilde hoenders veel beter dan onze huiskippen.
Zoo werd de jacht voortgezet en hoewel de buit niet zeer rijk was, kwamen we in den namiddag toch met een dozijn duiven, waarbij ook een paar van die fraaie groene exemplaren, mitsgaders onzen haan, te Lemoe-Lemoe aan.
We vonden hier alles reeds op ons wachtende. De aanblik van de kleine baroega, vervallen en vervuild als het gebouwtje eruit zag, beloofde ons geen al te aangenaam verblijf. Dadelijk werd daarom last gegeven de medegenomen veldtent op te zetten, we konden dan tenminste daarin zitten en eten en behoefden slechts in de baroega te slapen.
Het plaatsje Lemoe-Lemoe zag er ook al zoo droevig en armoedig uit. Het bezat toch nog een monument, bestaande uit een vervallen Boegineesche benting. Het voornamelijk uit groote stukken karang opgebouwde muurwerk moet in vroeger tijden de inwoners beveiligd hebben tegen overval van zeeroovers. Toen moet er dus te Lemoe-Lemoe meer te halen zijn gegeweest dan nu. Eenige prauwen lagen op stapel, waren in aanbouw. Met scheepsbouw moet de bevolking hoofdzakelijk in haar onderhoud voorzien.
Onze kok zorgde intusschen voor den pot, wij zorgden voor of hadden reeds gezorgd voor voldoende eetlust. Het boschhoen stelde onze verwachtingen niet te leur. We zochten dien avond vroeg onze slaapplaatsen op. Den volgenden dag zouden we de reis vervolgen naar Bira, dat juist aan den anderen kant van Kaap Bira, dus aan de Golf van Boni ligt en waar de Regent zijne woning heeft. Dit traject zou te paard worden afgelegd.
Toen we den volgenden morgen uit de veeren kwamen, zag het weder er zeer triestig uit. Spoedig vielen de eerste regendruppels voorboden van het waterballet, dat ons dien dag wachtte. Het vertrek stelden we nog eenigen tijd uit in de hoop, dat het regenen zou ophouden, doch toen de kans daarop niet beter werd, besloten we maar te gaan.
Al de barang moest nu verder per koelie over land vervoerd worden. Het opbreken hield nogal eenigen tijd op en we wilden niet eer vertrekken, voordat de karavaan ook kon afmarcheeren. Eindelijk was het dan toch zoo ver en kon de stoet zich in beweging stellen. Het is niet prettig al met regen op weg te gaan, maar er was niets aan te doen. We waren
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 18
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.