Reis naar Merw | Page 9

Not Available
bleek volstrekt onmogelijk,
een bres te schieten; en daar het hem aan de noodige macht ontbrak om
de vesting te blokkeeren, zou Skobeleff van zijne onderneming hebben
moeten afzien, indien hij niet op de gedachte was gekomen om eene
mijn aan te leggen. Dit middel van aanval, dat bij de Turkmenen
volslagen onbekend was, slaagde naar wensch. Men verhaalt dat zij,
bespeurende dat er onder den grond gewerkt werd, in de meening
verkeerden dat de Russen, bij het ondermijnde bolwerk, een voor een
uit den grond te voorschijn zouden kruipen: zij hielden dus
onafgebroken, dag en nacht, de wacht op de bedreigde plek, met de
sabel in de vuist, om den vijanden, zoodra zij zich vertoonden, het
hoofd af te slaan. De mijn ontplofte: de wal sloeg aan stukken; de
ongelukkige verdedigers vlogen in de lucht; de russische infanterie
rukte met den stormpas voorwaarts. Binnen de omwalling bevonden
zich veertigduizend man, waaronder tienduizend ruiters, allen vast
besloten, zich tot het uiterste te verdedigen. Zij vochten met
onbezweken moed; maar de schrik, door de ontploffing veroorzaakt,
besliste de overwinning. De Tekkés bezaten slechts twee kleine

kanonnen, waarmede zij niet wisten om te gaan; maar daarentegen
hadden zij goede geweren en uitmuntende sabels. Naar men verzekert,
lieten vijftienduizend inlanders bij de bestorming van Ghéok-Tépé het
leven.
Thans is het eenzaam en stil op de verlaten plek. Eenige turkmeensche
ruiters rijden kalm en vreedzaam aan den kant van het nieuwe station,
waar andere inlanders aan den arbeid zijn naast russische werklieden en
soldaten van den Tsaar. Naar het schijnt, is de vrede voor goed tot stand
gekomen: de indruk van de vreeselijke nederlaag van den 14den
Januari 1880 zal niet licht wijken uit het geheugen dezer stammen, die
in dergelijke feiten de beschikking van het noodlot zien, waaraan zij
zich hebben te onderwerpen. Ook zullen zij het niet vergeten, dat de
overwinnaars, nadat eenmaal de bittere kamp was volstreden, de
verwonnelingen met goedheid en verschooning behandelden.
Na een kwartier oponthoud gaat de trein weer verder. De oase wordt
steeds groener en bloeiender, vooral rechts van de spoorbaan, aan den
voet der bergen, waar geen gebrek aan water is. De perzische bergketen
levert hier een schilderachtigen aanblik op. Overal zien wij boomen en
bebouwde velden, benevens kudden van runderen en ezels in menigte.
Deze laatsten kunnen hun hart ophalen aan de distels; maar de koeien
hebben het hard te verantwoorden in deze magere, door de zon
verschroeide weilanden. Ik twijfel, of zij wel veel melk zullen geven:
trouwens, de inboorlingen drinken uitsluitend kameelenmelk.
Om half twee komen wij te Askhabad, de hoofdplaats van de
transkaspische provincie. Links van den spoorweg een turkmeensche
post; daar tegenover, naast de nieuwe stad, die met inbegrip van het
garnizoen eene bevolking van bijna achtduizend zielen telt, een
russisch kamp. Eenige rijen wit bestoven boomen verbergen de
europeesche woningen, de perzische wijk, den bazar en het hotel van
generaal Komarof, den chef van het gewestelijk bestuur. De generaal is
op eene inspectiereis langs de grenzen; bij onze terugkomst hopen wij
hem te ontmoeten, en dan tevens zijne hoofdstad in oogenschouw te
nemen.
Bij het verlaten van het station rijdt de trein tusschen de ruïnen van

twee inlandsche forten en tusschen verschillende kampementen of
dorpen, het best met arabische doears te vergelijken. Rechts trekt een
vrij hooge tumulus de aandacht; verder ziet men overal eene menigte
kleine torentjes van leem, die eene hoogte bereiken van omstreeks drie
meter. Waartoe dienen deze torentjes, waarin ten hoogste vier of vijf
menschen eene schuilplaats kunnen vinden, en die slechts door eene
smalle zeer lage deur, waardoor men niet dan gebogen gaan kan,
toegankelijk zijn? Deze miniatuurforten strekten den Turkmenen van
Akhal-Tekké tot schuilplaats bij de invallen en strooptochten der ruiters
van Merw; zij dienden tevens tot observatieposten voor de wachters,
die van de nadering der roovers kennis moesten geven. Zoodra het
alarmsein gegeven was, verlieten de landbouwers hun akker en de
herders hunne kudde, om eene wijkplaats te zoeken in de naastbij
gelegen torentjes. De verschillende stammen leefden namelijk met
elkander in bijna onophoudelijken oorlog; roof- en strooptochten waren
aan de orde van den dag. In 1880, bij de nadering der Russen, namen
zes duizend soldaten van Merw deel aan de verdediging van
Ghéok-Tépé: eenige dagen voor de bestorming deserteerden zij en
keerden naar hunne oase terug.
Twintig minuten na ons vertrek van Askhabad, houdt de weelderige
plantengroei eensklaps op; de boomen, akkers en tuinen verdwijnen en
wij rijden weer door eene zandwoestijn. Langs den voet der perzische
bergen evenwel, die meer en meer wijken en in hoogte toenemen, is de
grond nog altijd bebouwd. Aan tenten en kameelen overigens geen
gebrek. Op twaalf wersten afstands van Askhabad, zien wij aan onze
rechter hand de vrij uitgestrekte ruïnen van eene zeer oude stad,
waaronder vooral de aandacht trekken fraaie portieken met
geëmailleerde tegels: zeer vermoedelijk
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.