Reis door Griekenland | Page 8

Not Available
over hun schouder. De twee vrouwen vulden
een schotel met maïsmeel, met een weinig water vermengd; kneedden
dit deeg op een steen en legden de aldus verkregen platte koeken onder
den gloeienden vuurhaard. Na verloop van een half uur, werden zij, nog
niet half gaar, weer te voorschijn gehaald en zoo warm door de mannen
gegeten met een weinig melk en eenige in de pekel bewaarde olijven.
Daarop gingen de gasten een voor een naar een aan de zoldering

opgehangen, met water gevulden lederen zak, waarvan een der
uiteinden, met een touwtje opgebonden, als tuit of trechter diende; zij
maakten het touwtje los, brachten de tuit aan hun mond, dronken drie
of vier slokken water, en bonden het touwtje weer vast aan den spijker
in den muur. Vervolgens namen zij hunne geweren weer op en gingen
den weg naar Douka op, na ons vooraf gegroet en goede reis gewenscht
te hebben.
Dergelijke tooneelen hernieuwen zich telkens, bij iedere pleisterplaats;
en wie daar eenmaal getuige van is geweest, kent het voorkomen, de
manieren en de levenswijze van een zeer aanzienlijk deel der inwoners
van het grieksche koninkrijk.

III
Den volgenden morgen zetten wij onze reis door de vallei van den
Erymanthes voort, langs een pad dat tegen de hellingen van den berg
Zembi omhoog klautert en naar Anastasova voert, een klein dorp, door
eeuwenheugende notenboomen omringd. Verder wordt het pad zoo
steil en met steenen bezaaid, dat de paarden elk oogenblik gevaar
loopen in den afgrond te storten, waarlangs de weg loopt. Na over een
bergpas te zijn getrokken, waar een ijskoude wind ons tegenwaait en
van waar men de toppen van alle naburige bergen kan overzien, van de
golf van Korinthe tot het dal van den Alpheios, dalen wij
onophoudelijk. Wij rijden door eene smalle vallei, midden door een
bosch van verschrompelde en onmogelijke eiken, tot aan de stad
Kalavryta, waar wij eindelijk na een tocht van zes uren aankomen, allen
te zamen, menschen en beesten, uitgeput van vermoeienis.
Kalavryta, de hoofdplaats eener eparchie en dus de zetel van een
prefect, is eene kleine stad van ruim tweeduizend inwoners, met eenige
naar europeeschen trant gebouwde huizen en tuinen met
moerbeziënboomen, andere vruchtboomen en zelfs oranjeboomen
beplant. Deze laatste boomsoort lijdt hier evenwel een kwijnend leven,
want deze vallei van den Buraïkos, waar meermalen alle middelen van
gemeenschap door de sneeuw worden gestremd, is een koud land met

eene ruwe, woeste natuur.
Er heerscht vrij veel levendigheid in de straten, vooral in den bazar,
waar wij geen enkel produkt aantreffen, dat meer bijzonder aan het land
eigen is, tenzij eene soort van harde en vaste kaas, die veel
overeenkomst heeft met parmesaansche kaas. In de oudheid was de
kaas van Achaje en van Sikyon wijd en zijd beroemd en een van de
onmisbaarste artikelen in elke goede keuken.
Onder de bewoners van Kalavryta is de albaneesche type zeer duidelijk
kenbaar. Vele van de Albaneezen, die ten jare 1770, met de Turken in
Morea doordrongen, hebben zich in het land gevestigd, maar hunne
afstammelingen hebben zich al spoedig met de oorspronkelijke
bewoners vermengd, en zoo is de zuivere albaneesche type nog slechts
in de minst bewoonde, onbeschaafdste gedeelten des lands bewaard
gebleven. Zoo vindt men nog heden, in het hart der bergstreken, echt
albaneesche namen van dorpen en vlekken, als Louhavitza, Martinitza,
Khalovo, Kerpeni en zoo vele anderen. Een aantal dorpen in deze
provincie worden nog heden bewoond door de nakomelingen van de
overweldigers, en in sommigen spreekt men ook nog de albaneesche
taal. Het albaneesche ras, van slavischen oorsprong, onderscheidt zich
zeer kennelijk van het grieksche. De Albaneezen zijn, over het
algemeen, zwaar gebouwd; hun hoofd is rond, het benedenste gedeelte
van hun gelaat is breed, hun voorhoofd is smal en laag; hunne trekken
zijn ruw en grof, en hunne oogen meer levendig dan geestvol. Zij zijn
arbeidzaam, geduldig en matig, maar gierig. In verstandelijk opzicht, in
vlugheid van begrip en scherpzinnigheid, moeten zij ongetwijfeld voor
de Grieken onderdoen: van daar dat zij zich ook in het maatschappelijk
leven zelden boven het middelmatige verheffen; maar de zucht tot
intrige en de politieke razernij, twee zeer leelijke eigenschappen van
het grieksche karakter, zijn hun ook ten eenemale vreemd.
De albaneesche vrouwen zijn rijzig van gestalte, maar haar trekken zijn
hoekiger en forscher dan die der grieksche. Haar gewone kleederdracht
bestaat uit een dik hemd van grove wollen stof, dat op de borst geopend
is; daaroverheen dragen zij een soort van lang open buis, zonder gordel.
Zij verrichten allen huiselijken arbeid, bereiden de spijzen, en gaan ook,

met groote kruiken op haar hoofd, naar de fontein om water te halen;
maar zij gaan nooit naar de markt, waar de verschijning van eene
vrouw algemeen opzien zou baren. De mannen gaan, met een korfje in
de hand, des morgens de noodige inkoopen doen. Op zon- en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 22
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.