elk van hen geroepen had: "Wees machtig!" eensklaps joeg hun hart feller, de moed en het vertrouwen vervulden hunne boezems, en zij spraken tot elkander:
"Zie, het vaderland staat op den boord van den afgrond, de vreemde legt de bijl aan het gebouw onzer nationale glorie;--nog een kort tijdvak, en de namen onzer vaderen, hunne heldendaden, onze schoone geschiedenis, onze zeden, onze taal,--alles wat wij bezitten zal verloren zijn! De Romaan zal zijne zegeliederen aanheffen op de graven van ons voorgeslacht, en met eenen spotlach zal hij zeggen: hier leefde eens een volk, dat den naam van Vlaming droeg!"
En hunne stemmen versmolten in eenen roep.--Gij hebt gezegd:
"Neen, de Romaan zal zijne zegeliederen niet aanheffen op de graven onzer vaderen; hij zal zich niet verblijden in onzen val! Nogmaals zal de naam van Vlaming hem glanzend in het oog blinken.... Voorwaarts, de hand aan 't werk,--met verstaalden wil en onbuigbaar geduld onze herinneringen opgegraven, de verbastering met zweepend geweld van onzen bodem geweerd! Voorwaarts, het Vlaamsche vaderland moet gered!"
Dank moet Hij hebben, de God die ons insprak en ons macht verleende tot dit groote werk!--Het vaderland is gered--het is gered! Nu staat het niet meer op den afgrond, waar wij het hebben gevonden;--het zal niet verloren gaan!...
* * * * *
Mijne Heeren, vergeeft mij mijne begeestering. Wanneer ik van het Vlaamsche vaderland spreek, kan ik de ontheffing mijner ziel niet bedwingen ... ik ben ontroerd....
* * * * *
Weinige jaren hebben wij besteed aan het wederopbouwen onzer nationale waardigheid. Bekent met mij, dat het overzien van het reeds afgedane gedeelte onzer taak ons met fierheid moet vervullen. Weet gij nog, dat men in dien tijd zeide: "Uwe taal is een onverstaanbaar gebrabbel?" En nu,--nu zegt men: "Het Vlaamsch heeft schoone werken voortgebracht, het is de moedertaal van meer dan de helft der Belgen; deze taal moet ge?erbiedigd en ondersteund worden, eene roemrijke toekomst licht haar vóór in hare baan...." En deze edelmoedige woorden, door eenen waardigen Vlaming gesproken, zijn niet met eenen spotlach begroet geweest! Zij, die onze moedertaal niet kennen, hebben geloof gegeven aan hare schoonheid en aan de voorzegging van haren verdediger!
In den tijd, waarvan ik spreken wil, zouden hoon en smaad hem hebben geantwoord.--Weet gij nog, dat men ons lachend vroeg: waar zijn de jaarboeken uwer letterkunde? waar de voortbrengselen, die bewijzen, dat de Vlaamsche taal de aandoeningen des harten kan uitdrukken?--En nu, nu betreurt men dat men het Vlaamsch niet kent, om onze vaderlandsche schriften te kunnen lezen. Weet gij nog, dat de moedertaal uit alle bestuurszaken verbannen was, en dat een Vlaamsch burger voor de minste zaak eenen vertaler noodig had?--En nu, nu dringt de moedertaal niet alleen in onze gemeente-en provinciebesturen; maar zij klimt zelfs met onweerstaanbaren voortgang tot bij den troon des konings; nu houdt het groote Duitschland eenen vreugdevollen blik op ons gevestigd, het herkent in ons de herboren zonen van het Noorden en juicht onze pogingen toe;--nu klimt de stem Vlaamsch Belgi? van uit de hoofdstad over het aandachtig en luisterend vaderland!
O, broederen! dit is ons werk.--Dit hebben wij gewonnen door moed en arbeid!... En klinken er nu zegeliederen op de graven van het voorgeslacht, het zijn liederen, die onze wedergeboorte en onze verheffing bezingen!
Dan, Mijne Heeren, kunnen wij ons met recht verblijden over den weg, dien wij reeds hebben afgelegd, er blijft ons nog oneindig meer te doen; de tijd is nog niet gekomen dat wij, met hoogmoed op ons werk starende zullen mogen zeggen: het is gedaan,--onze zending is volbracht. Daarom, altijd met vernieuwden moed vooruit, niet geslapen, niet gerust; altijd gearbeid, altijd strijden voor het Vlaamsche vaderland, totdat de kroon, die wij Vlaanderen voorbereiden, door ons of door onze zonen gevlochten zij.
Laat u door niets wederhouden, door niets afschrikken; want onze strijd is een vreedzame strijd des geestes; ons doel is wettelijk, lofbaar en verheven.... Inderdaad, wat willen wij? Den godsdienst, de zeden en de taal onzer vaderen van de verbastering bevrijden; onze twee millioen broeders uit de vernedering en uit de verdrukking redden, hun eene waardigheid geven, die hun arbeidzaam en zwoegend leven verdient; het erfdeel onzer voorvaderen van den val bevrijden. Is dit geene wettelijke en lofbare strekking?
En kwam iemand u zeggen: gij doet pogingen om het land aan twee stukken te scheuren,--gelooft hem niet. Wij beminnen de landgenooten, ons door hoogere beschikking tot broederen gegeven; wel hebben wij geworsteld, en nog zullen wij worstelen tegen den voorrang van het Romaansch element: maar kan hij, die zijn vaderland bemint, de verzwakking daarvan wenschen? Kan hij begeeren, dat twist en tweespalt de inzwelging aan den gemeenen vijand gemakkelijk maken? Neen, de eendracht met onze Waalsche broeders is onze macht, en zij zal het blijven, nu men ons meer rechtvaardigheid begint te doen. Veel hebben wij reeds verkregen: het overige zal volgen; want geene macht op aarde, hoe hoog ook
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.