Prometheus ontboeid | Page 9

Percy Bysshe Shelley
een spleet?Van wind-gedeelde mist. Nu flauwt zij heen,?Maar blinkt weer, wijl de golven bleeker worden?En wijl de gloênde draên van wolkenweefsels?Verrafelen in bleeke lucht. Ze is weg!?En door dier toppen wolk-gelijke sneeuw?Trilt het rozige zonlicht. Hoor ik niet?De Aeolische muziek van haar zeegroen?Gevedert, dat de roode daagraad klieft?
_(Panthea verschijnt.)_
Ik voel, ik zie die oogen brandend door?Geglimlach dat in tranen flauwt, als sterren?Half uitgedoofd in mist van zilvren dauw.?Beminde en schoonste, die de schaduw draagt?Dier ziel waardoor ik leef,--wat zijt gij laat:?De ronde zon beklom de zee; mijn hart?Was ziek van hoop, voor de indruk-looze lucht?Het naadren voelde van uw late veedren.
*PANTHEA.*
Vergeef mij, groote Zuster! maar mijn wieken?Waren zoo traag door zaalge erinnering?Van wat ik droomde, als 's middags het geveêrt?Van zomerwind, verzaad met zoete bloemen.?Ik was gewoon aan storeloozen slaap,?En ik ontwaakte steeds verfrischt en kalm,?Eer's heilgen Titans val, en uwe liefde,?De onzaalge, door gewoonte en medelij?Bei liefde en smart mijn hart gemeenzaam maakten,?Gelijk ze uw hart al werden, 'k Sliep voorheen?In grotten blauw van de' ouden Oceaan,?In scheemrige prieelen, waar het mos?Groen was of purper,--onzer jonge Ione?Teedere en melkwitte armen sloten zich?Toen, gelijk nu, achter mijn haren donker?En vochtig, wijl 'k mijn wangen en dichte oogen?Drukte in gevouwen diepte van haar boezem,?Die leven ademde; maar niet als nu,--?Sinds ik de wind ben, zwijmend onder tonen?Die 'k draag van woordeloos verkeer met u;?Sinds, opgelost in het gevoel waarmee?De liefde spreekt, mijn rust onrustig was?En lieflijk toch, en de uren die ik waakte?Te vol van zorg en pijn.
*ASIA.*
Licht óp uw oogen,?Dat ik uw droom daar leze.
*PANTHEA.*
'k Zeide reeds,?Hoe 'k aan zijn voeten sliep met ons Zee-zuster.?De neevlen van 't gebergte, op onze stem?Onder de maan verdichtend, hadden zacht?Hun sneeuwge vlokken uitgespreid, beschermend?Onzen vervlochten slaap voor 't snijdend ijs.?Twee droomen kwamen toen. Een is me ontgaan.?Maar in den andren vielen van Prometheus?Zijn bleeke, wond-verminkte leden af;?De azuren nacht werd stralend van de glorie?Van die gestalt' die onveranderd leeft?In hem, en o zijn stem viel als muziek,?Die duizlen doet het donkre brein, bezwijmd?Door de bedwelming van zoo helle vreugd:?"Zuster van haar wier stappen de aard bespreien?Met lieflijkheid--schoonste behalve haar?Wier wederschijn gij zijt--zie op tot mij."?Ik hief mijn oogen. 't Overweldgend licht?Van die onsterflijke gestalte zag 'k?Gansch overschaduwd door de liefde die?Zijn zacht-vloeiende leên, lippen half-open?In hartstocht, vurige doch droomrige oogen,?Ontstoomde als dampend vuur; een atmosfeer?Die in haar al-smeltend geweld me omsloot,?Als warme lucht, van morgenzon omhuld,?Eer zij haar drinkt, een wolk zwervende dauw.?Ik zag niet, hoorde niet, bewoog mij niet;?Maar voelde alleen zijn tegenwoordigheid?Vervloeien en vereenen met mijn bloed,?Tot het zijn leven werd, en 't zijne mijn.?Zoo was 'k als opgeslorpt,--maar 't ging voorbij;?En, als de dampen, wen de zon verzinkt,?Zich weer in dropplen zaamlen op de pijnen,?En sidderend als zij, verdichtte zich?Mijn wezen in den diepen nacht; en wijl?De stralen der gedachte langzaam weer?Verzameld werden, kon 'k zijn stem nog hooren,?Wier tonen talmden voor zij henenstierven?Gelijk voetstappen van een zwak geluid.?Uw naam hoorde ik alleen, in tal van klanken,?Van het misschien-verstaanbre, ofschoon 'k bleef luistren In 't duister, toen er geen geluid meer klonk,?Ione ontwaakte toen, en zei tot mij:?"Kunt gij soms raden wat mij verontrust?Vannacht? Ik wist voorheen steeds wat ik wenschte?En vond geen vreugde ooit in vergeefschen wensch.?Maar nu kan ik niet tolken wat ik zoek:?Weet ik het zelf? 't is zoet, want zoet is 't al?Om te begeeren. 't Is, trouwlooze zuster,?Een spel van u; ge ontdekte een ouden toover,?Wiens ban mijn geest stal toen ik sliep en met?Uw geest vereende: want, toen straks wij kusten,?Voelde ik de zoete lucht die mij deed leven?In uwer lippen kier, en o de warmte?Van 's levens bloed, door wier gemis ik zwijm,?Beefde in den boog onzer vervlochten armen."?'k Antwoordde niet, want de Oosterster werd bleek,?Maar vlood tot u.
*ASIA.*
Gij spreekt, maar ach, uw woorden?Zijn als de lucht: ik voel ze niet. O! licht?Uw oogen op, dat ik zijn ziel, daarin?Geschreven, leze!
*PANTHEA.*
'k Hef ze, schoon zij zinken?Onder de zwaart' van wat zij spreken wouden:?Wat kunt gij zien dan uw lieflijkste schaduw?Daar afgebeeld?
*ASIA.*
Uw oogen zijn gelijk?De diepe, blauwe, grenzenlooze hemel,?Tesaamgedrongen tot twee cirkels onder?Hun lange fijne wimpers: donker, ver,?Mateloos, kring in kring en lijn in lijn?Vervlochten.
*PANTHEA.*
Waarom kijkt ge, of er een geest?Voorbijging?
*ASIA.*
Anders wordt het: achter 't diepst?Dier diepte zie 'k een schaduw, een gestalte:?'t Is Hij, gekleed in van zijn eigen glimlach?Het zachte licht dat om hem henen spreidt?Als straling van de wolk-omkringde maan!?Prometheus, het is de uwe! Vlied nog niet!?Zegt niet die glimlach dat we elkander eens?Weer zullen vinden in die heldre tent?Die zijn gestraal bouwe op de woeste wereld??De droom is uitgezeid!--Wat schim is dat,?Tusschen ons? Zijn ruig haar verwart de wind?Die 't opwaait, wild en levend is zijn blik,?Toch is 't een wezen van de lucht: er schijnt?Door zijn grijs kleed de gouden dauw wiens sterren?De middag niet gebluscht heeft.
*DE DROOM.*
Volg, o volg!
*PANTHEA.*
Het is mijn andre droom.
*ASIA.*
Zie, hij verdwijnt.
*PANTHEA.*
Hij komt nu in
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 28
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.