Prometheus ontboeid | Page 4

Percy Bysshe Shelley
onverpoosd.
*PANTHEA.*
't Geraas is van vuur, van wervlend geblaas?Onder de aarde, van bergen die scheurend beven,?De schim is vreeslijk als 't geraas.?In donker purper, sterren-doorweven.
Een schepter van bleek goud,?Die zijn stappen schraag', trotsch over wolken traag,
Zijn hand, de dooraderde, houdt.?Wreed, maar toch kalm en sterk hij ziet,?Als wie onrecht doet, maar lijdt het niet.
*SCHIM VAN JUPITER.*
Waartoe werd ik, een broze en ijle schaduw,?Door dezer vreemde weerld geheime machten?Hierheen gedreven op de wildste stormen??Wat ongewone klanken zweven er?Op mijnen mond, een andre stem dan die?Waarmee ons bleeke ras spookachtig spreekt?In duister?--Trotsche lijder, wie zijt gij?
*PROMETHEUS.*
Ontzachlijke verschijning! gelijk gij zijt?Moet hij zijn dien ge afschaduwt. 'k Ben zijn vijand,?De Titan. Spreek de woorden die 'k wou hooren,?Schoon geen gedachte uw leege stem beziel'.
*DE AARDE.*
Luistert! wel moet uw echo stom zijn, grijze?Bergen, orakelholen, geestenbronnen,?Stroomen rond eilanden, en oude wouden,--?Verblijdt u hoorend wat gij niet kunt spreken!
*DE SCHIM.*
Mij grijpt een geest, die binnen in mij spreekt:?Hij scheurt me als vuur een donderwolk verscheurt.
*PANTHEA.*
Zie hoe zijn machtge blik zich heft! de hemel?Donkert omhoog!
*IONE.*
Hij spreekt! Wil mij beschermen!
*PROMETHEUS.*
Ik zie den vloek, in trotsch en koud gebaar,?Blikken van vaste uitdaging, kalme haat en?Wanhoop die met zichzelf glimlachend spot,?Geprent als op een rol. Maar spreek, o spreek!
*DE SCHIM.*
"Duivel, ik daag u uit! kalm, vast van geest,--?Zooveel gij slaan kunt bid ik u te slaan;?Booze Tyran, door god en mensch gevreesd,?Eén eénig wezen zult gij niet verslaan!?Regen uw plagen altemaal,?Krankzinnige angst, spookachtige kwaal?Op mij, laat wisslend vorst en gloeden?Knagen in mij, en zij uw woede?Bliksem, snijdende hagel, tallooze vormen?Van Furi?n drijvend aan op wonden-slaande stormen!
"Ja, doe het ergste, almachtige! over 't al?Behalve uzelf en mijn wil gaf 'k u macht!?Zend uit dien hemeltoren 't talloos tal?Onheilen snel, verzengend 't menschgeslacht.?Dat uw boosaardge geest omzweef'?In duister wie 'k mijn liefde geef:?'k Wil dat gij mij en de mijnen slaat?Met de uiterste pijniging van uw haat;?Zoo wijd 'k aan foltring, door geen slaap verdoofd,?Zoolang gij heerscht omhoog dit nimmer-zinkend hoofd.
"Maar gij, die God en Heer zijt! Gij wiens ziel?Vervult dees weerld van wee, Vijand die heerscht:?Buigt niet in eerbied of in bang gekniel?Voor u elk ding van heem'l en aarde om 't zeerst??Ik vloek u! Als berouw omgrijp'?Eens lijders vloek zijn beul, en nijp',?Totdat uw eindloosheid een kleed?Gelijke van vergiftigd leed,?En tot uw almacht zij een kroon van pijn,?Klemmend als brandend goud rondom uw smeltend brein!?"In naam van dezen Vloek staaple gij tal?Van zonden op uw ziel, wees 't goede ziend?Verdoemd dan, bei oneindig als 't heelal,?Gij en uw eenzaamheid, zelf-pijnging biênd!?Nog zit ge, een vreeslijke figuur?Van kalme macht, maar kome t' uur,?Waarin zal blijken wat gij zijt?In allerdiepste inwendigheid,?En, na veel zonden, valsche en vruchtelooze,?Hoon volge uw tragen val, eeuwig, door 't eindelooze!"
*PROMETHEUS.*
Sprak ik zoo, moeder Aarde?
*DE AARDE.*
Zoo spraakt gij.
*PROMETHEUS.*
't Berouwt me: ijdel en haastig woorden zijn:?Smart is een wijle blind, en zoo was mijn':?Niets wat er leeft wensch ik dat lijdend zij.
*DE AARDE.*
Wee mij, wee,?Dat Hij u eindlijk buigen deê!?Klaagt, huilt luid, Land en Zee,--?Aarde's gescheurde hart krijt mee!?Geesten der levenden en dooden, schreit!?Uw toeverlaat en steun thans overwonnen leit.
*EERSTE ECHO.*
Thans overwonnen leit?
*TWEEDE ECHO.*
Verwonnen leit!
*IONE.*
Vrees niet: die huivring zal niet duren,--?De Titan is niet overmand.--?Maar zie omhoog waar door de azuren?Spleet van dien sneeuwtop scherp-getand,?Op hellende winden tredend zijn voet?In gouden sandaal--hij straalt?Onder veeren gekleurd in purpergloed?Ivoor gelijk door een roos bebloed--?Een Gedaante daalt,--?Uit zijn rechterhand oprijzend blinkt?Een staf door een slang omkringd.
*PANTHEA.*
Mercuur, Jupiters bo?, die 't al doordwaalt.
*IONE.*
En wie zijn die met hydraharen,?En vlerken van ijzer, den wind bestijgend??De God, gefronsd, weerhoudt hun scharen?Achter hem stoomenden damp gelijkend,?Met luid geroep, een eindlooze troep-- --
*PANTHEA.*
't Zijn Jupiters honden die hij met krijten?En bloed verzaadt, zij bezweven de' orkaan,?Wen zijn raadren op zwaavlige wolken gaan,?En de grenzen der hemelen splijten.
*IONE.*
Of van de ijle do?n zij gezonden zijn,?Zich te voeden met nieuwe pijn?
*PANTHEA.*
De Titan ziet als steeds vast, niet hoovaardig.
*EERSTE FURIE.*
Ha! ik ruik leven!
*TWEEDE FURIE.*
Laat mij in zijn oog maar zien!
*DERDE FURIE.*
De hoop van hem te foltren ruikt gelijk een stapel?Van lijken na den slag voor een doodsvogel!
*EERSTE FURIE.*
Durft gij nog treuzlen, o Heraut? Verheugt u, Honden?Der Hel! Hoe, als de Zoon van Maia dra?Tot voedsel en vermaak ons strekken zou??Wie kan den Oppermachtge lang behagen?
*MERCURIUS.*
Terug naar jullie ijzren torens, knarst?Met voedsellooze tanden, naast de stroomen?Van vuur en weeklacht! Geryon, verrijs!?Gorgon, Chimaera, Sphinx, de meest verfijnde?Duivel, die 's hemels gifwijn reikte aan Thebe:?Ontaarde liefde, en meer ontaarde haat!--?Die zullen 't werk volvoeren.
*EERSTE FURIE.*
Medelij!?O medelij! wij sterven in ons smachten:?Jaag ons niet weg van hier!
*MERCURIUS.*
Neer dan en zwijgt!--?Ontzachbre Lijder! Willens niet, onwillens?Nader ik u: de wil des Grooten Vaders?Dreef mij omlaag, dat ik een doem volvoer'?Van nieuwe wraak. Helaas! 'k bemeelij u,?En 'k haat mij zelf, dat ik niet meer kan doen.?Ja, als ik weerkeer, nadat ik u zag,?Schijnt voor een poos de Hemel mij een Hel,?Zoo achtervolgt me uw magere gedaant?Des daags, des nachts, en glimlacht een verwijt.?Wijs sterk en goed zijt
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 28
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.