wordt die liefde ras verminderd;?En als zij hem in 't doen van zijnen zin verhindert,?Dan haat hij bijkans haar geheel.?Ook is zij doorgaands hem te veel,?Wanneer zij boven hem door iemand wordt geprezen.
Een liefde, die zo ras verkoelt,?Die slegts op eigen voordeel doelt.?Zou dat wel regte liefde wezen?
DE WAARE RIJKDOM
Geen geld bekore ons jong gemoed,?Maar heiligheid en deugd.?De wijsheid is het noodigst goed;?Het sieraad van de jeugd.
Wat is tog rijkdom? wat is eer??Een handvol nietig slijk.?Gods vriend te wezen is veel meer;?Die Jesus lieft, is rijk.
Kom vallenwe onzen God te voet?Om deugd en heiligheid:?Zo wordt op aard ons jong gemoed?Ten hemel voorbereid.
Dan krijgen wij dien besten schat,?Die nimmermeer vergaat.?Dan loopen we op het deugdenpad,?En schrikken voor het kwaad.
HET VROLIJK LEEREN.
Mijn speelen is leeren, mijn leeren is speelen,?En waarom zou mij dan het leeren verveelen??Het lezen en schrijven verschaft mij vermaak,?Mijn hoepel, mijn priktol verruil ik voor boeken;?Ik wil in mijn prenten mijn tijdverdrijf zoeken,?'t Is wijsheid, 't zijn deugden, naar welken ik haak.
HET MEDELIJDEN.
Wie dat ik immer smart zie dragen,?'k Heb ook gevoel daar van.?Ik sluit mijn oor niet voor zijn klagen.?Maar help hem als ik kan.
Een mensch in droefheid optebeuren,?Is zelfs voor kinders zoet.?Die spotten kan met hen die treuren,?Vertoont een slegt gemoed.
Zou mij eens anders leet verblijden??Zou 'k lagchen in zijn smart??O neen, een edel medelijden?Past aan mijn kinderhart.
Ik wil dan met bedroefden klagen,?Hen troosten in hun pijn.?Eens anders last te helpen dragen,?Zal mijn genoegen zijn.
DE NAARSTIGHEID.
Des morgens lang te slapen,?Te geeuwen en te gapen,?Staat lelijk voor een kind.?Die altoos veel moet snappen,?En zotte taal wil klappen,?Ziet zelden zig bemind.
Zou ik mijn tijd besteden?Aan duizend nietigheden??'k Heb daar geen voordeel van.?Mijn lessen wil ik leeren,?Mijn meesters zal ik eeren,?Dan worde ik haast een man.
DE SPIEGEL.
Die telkens in den spiegel ziet,?En zig met schoonheid vleit;?Beseft de waare schoonheid niet,?Maar jaagt naar ijdelheid.
Dit glas maakt trots, of geeft ons pijn;?Wil 'k weeten, wie ik ben,?Dan moet Gods woord de spiegel zijn,?Waar ik mijn hart uit ken.
KLAGT VAN DEN KLEINEN WILLEM?OP DE DOOD VAN ZIJN ZUSJEN.
Ach! mijn zusjen is gestorven,?nog maar veertien maanden oud.?'k Zag haar dood in 't kisje liggen:?ach wat was mijn zusje koud!?'k Riep haar toe: mijn lieve Mietje!?Mietje! Mietje! maar voor niet.?Ach! haar oogjes zijn gesloten;?schreien moet ik van verdriet.?Altoos wil ik om haar treuren,?bloempjes strooien op haar graf;?Weenend aan de kusjes denken,?die mij 't lieve meisje gaf.?Morgen zal ik--maar voor mij ook?is 't gevaar van sterven groot.?Gistren liep zij met mij speelen;?gistren nog! en nu--reeds dood!
HET GESCHENK.
Moeder lief! zie daar een roosjen
Van uw Coosjen,?Wijl gij heden jarig zijt.?'k Heb van morgen al gezongen,
En gesprongen:?Zo verlangde ik naar dien tijd.
Maar kan ik geen rijmpjes digten,
Moet ik zwigten?Voor mijn broêr in po?zij.?Neem dan, moeder! slegts dit roosjen
Van uw Coosjen.?'k Heb u tog zo lief als hij.
WELKOMGROET VAN CLAARTJE?VOOR HAAR KLEINE ZUSJE.
Welkom lieve kleine zus!?Welkom in dit leven!?Baker! mag ik niet een kus?Aan mijn zusje geven.
Wilje slapen? o zij krijt!?'t Zal haar wis verveelen.?Morgen, als gij wakker zijt,?Zal ik met u speelen.
Slaap gerust, dan wordt gij groot;?Leer tog spoedig loopen!?Als gij zit op moeders schoot,?Zal zij speelgoed koopen.
O! Mamatjen is zo goed!?Alles wil zij geven,?Als haar kindertjes maar zoet?En te vrede leven.
DE LEDIGHEID.
Nimmer moet ik ledig wezen;?Alles doen met lust en vlijt.?Bidden, leeren, schrijven, leezen,?Spelen, werken heeft zijn tijd.
Moeder lief kan 't ook niet veelen,?Dat de tijd verwaarloosd wordt.?Lui zijn, zegtze, is tijd te steelen,?En ons leven is zo kort!
HET HONDJEN.
Hoe dankbaar is mijn kleine hond?Voor beentjes en wat brood!?Hij kwispelstaart, hij loopt in 't rond,?En springt op mijnen schoot.
Mij geeft men vleesch en brood en wijn,?En dikwijls lekkernij:?Maar kan een beest zo dankbaar zijn,?Wat wagt men niet van mij!
HET GEBROKEN GLAS.
EENE VERTELLING.
Cornelis had een glas gebroken
Voor aan de straat.?Schoon hij de stukken had verstoken,
Hij wist geen raad.?Hij had een afschrik van te liegen.
Wijl God het ziet:?En zou hij nu Mama bedriegen,
Dat kon hij niet.
Hij stond onthutseld en bewogen,
De moeder komt:?Zij ziet de tranen in zijn oogen,
Hij scheen verstomd.?Heeft Keesje, zeize, wat bedreven?
Wat scheelt er aan??'k Heb zei hij, moeder lief! zo even
Weer kwaad gedaan.
Terwijl ik bezig met paletten
Bij 't venster was.?Vloog mijn volan, door 't fors raketten,
Daar in het glas.?Maar als uw Keesje 't van zijn leven
Niet weder doet,?Dan wilt gij 't immers hem vergeven,
Gij zijt zo goed!
Kom Keesje lief! hou op met krijten,
Zei moeder toen:?'k Wil u die misslag niet verwijten,
Hij kreeg een zoen.?"Die altoos wil de waarheid spreken,
"Wordt wel beloond,?"Die leugens zoekt voor zijn gebreken,
"Wordt nooit verschoond."
DE GODSDIENSTIGHEID.
Als in de lieve lente?De bloemen 't veld versieren,?Dan pluk ik roozeknopjes,?Viooltjes, maagdeliefjes,?Citroenkruid en seringen.?Dan zal ik kransjes vlegten,?En dragen die ter eere?Van God, die mij het leven?En bloempjes heeft geschonken.?Dan zinge ik: Hemelkoning!?Gij doet viooltjes groeien,?Met roosjes, maagdeliefjes,?Citroenkruid en seringen,?Met duizend duizend bloemen;?Om uwe magt en liefde?Aan kinderen te toonen.?Hoe mooi staat mij dit kransjen!?Ach laat mij niet vergeten?Dat gij het hebt doen groeien!
DE HAAS.
Kijk Pietje! kijk, een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.