overtocht over de rivier in schuine richting. Het was donker, want het scheen wel of de lucht op onze schouders rustte, en al gauw begon een fijne regen te vallen, die ons van het dek jaagde en de oevers voor ons verborg.
Te Ovidiopol had de politie gevlagd te onzer eere en stond erop, dat we thee gebruikten, wat we niet konden weigeren, maar wat ons lang ophield. Het was al vijf uur; maar we hadden ook maar 38 kilometer meer tot Odessa. Eindelijk reden we weg, en voor het oogenblik regende het niet.
Ik zal den weg niet beschrijven tusschen Ovidiopol en Odessa. De eenvoudige feiten zullen voor zichzelven spreken. Acht-en-dertig kilometer liggen tusschen de beide steden. Wij hebben meer dan vier uren noodig gehad, om ze af te leggen en we hebben geen ongeluk gehad.
We reisden weer in den nacht en kwamen om half elf aan.
Het kompas heeft diensten moeten bewijzen.
Meen niet, dat gij weet wat regenen is, voordat ge het in het gouvernement Cherson hebt bijgewoond. De aardrijkskundigen beweren, dat er in een jaar slechts veertig centimeters water te Odessa vallen; die hebben wij dan in twee uur tijd in hun geheel ontvangen. Een horloge, dat ik in den binnenzak van mijn tweeden overjas had onder een caoutchouc regenjas met de kap van het rijtuig omhoog, was bij aankomst vol water en modder! En ik was niet van mijn plaats geweest!
Maar dienzelfden avond lagen wij uitgestrekt in mollige fauteuils in het H?tel de Londres te Odessa, en pas ontsnapt aan de gevaren van de reis door Bessarabi? en Zuid-Rusland, maakten wij toebereidselen voor de Krimcampagne.
Ongehaast hebben we Odessa bekeken, want al moesten we eigenlijk den 15den naar Sebastopol vertrekken, we waren te moe en besloten te wachten op de boot van den 17den.
We gingen in de stad en daarbuiten uit rijden in belachelijk kleine rijtuigjes, waar iemand, die wat dik is, haast niet in kan zitten. We bekeken de kathedraal en zagen de popen met lang haar als van vrouwen. We deden inkoopen van ingemaakt goed voor de Krim en brachten zoo drie prettige en nuttige dagen door.
Maandag 17 April namen wij met al onze colli's, onze koffers en de drie auto's de boot naar Sebastopol, en het bleek, dat we al een groote handigheid hadden verkregen in het inschepen van onze wagens. Den volgenden morgen verscheen de kust van de Krim voor onze oogen en in de diepte van een baai lag daar de stad. Wij zouden er slechts zoo lang blijven, als noodig was, om ons klaar te maken voor het vertrek met de auto's naar de kleine tartaarsche plaats Batsji-Sera?. Ons program voor den dag was het volgende. Vroeg ontbijten en vertrek om elf uur naar Batsji-Sera? op 50 kilometer afstands; van daar in het Balbekdal omhooggaan, een pas overtrekken in de bergen boven Yalta en naar die bekende badplaats, het russische Nice, afdalen, die, naar ons gezegd werd, door het bergland honderd kilometer van Batsji is. Maar er worden ons mooie wegen beloofd. Dat werd ook tijd.
Van naam zijn de omstreken van Sebastopol genoeg bekend. Wie heeft geen herinneringen aan Alma of den Malakoff? Wij reden door Inkermann en bestegen den Malakoff heuvel, van waar we naar het Balbekdal zouden gaan. Men heeft de waarheid gesproken, want er waren wegen en goede. Het landschap was mooi, en een late lente had nog bloesems aan de amandelboomen gelaten. Te Batsji-Sera? wonen vijftien duizend Tartaren in een smal dal, een lange, schilderachtige straat, die maar niet eindigen wou. Alle inwoners liepen uit, om ons te zien.
Ik heb vaak op deze reis een gevoel, alsof wij alleen door zooveel landen trekken, om wat afleiding te bezorgen aan de bewoners van de verre steden, die we bezoeken. Wij moesten door een woest dal rijden en honderd kilometer afleggen door de bergen en over een pas, om te Yalta te komen.
Beneden was het dal dicht bevolkt, en we passeerden huisjes, in kleine tuinen gelegen bij velden, waar Tartaren werkten, maar daarna volgden eenzaamheid en stilte. Steil beklom de weg den berg. Ik zag de groote Mercédes honderd meter beneden mij en merkte hoe zij zonder moeite de scherpe bochten nam, en achter ons den wagen met de bagage, die er zich ook goed doorheen sloeg. Het werd avond; we zouden zeker niet vóór den nacht in Yalta wezen.
Wij stegen nog steeds langs den bezwaarlijken weg. Eindelijk waren we buiten het bosch en niet ver van den top van den pas, toen op eens een sneeuwmuur van een meter hoog zich voor ons verhief. De groote Mercédes nam een aanloop, maar zat al gauw in de sneeuw vast. Wat te doen?
Wij waren maar twintig kilometer van Yalta en toch moesten we omkeeren, niettegenstaande den erbarmelijken weg achter ons. Een honderd kilometer terug naar Sebastopol en nu in donker! Maar we hadden
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.