immers een gat, dat Bolgrade! En ziedaar wat een verrassing! In een gebouw aan de plaats waren vier kamertjes met witte muren en lakens in ijzeren ledikanten! Er werd ons een dragelijk maal voorgezet, dat met een heerlijk bessarabisch wijntje werd besproeid.
Ons troepje was in de beste conditie. Wat is het goed geweest, dat we zijn gegaan, en niet hebben geluisterd naar de ongeluksprofeten, die ons allerlei rampen voorspelden!
Den volgenden dag stonden we om zeven uur op voor een langen dag in de automobiel. We hebben 250 kilometer te doen, om in Ackermann, de groote stad aan den mond van de Dnjester, te gaan logeeren.
De ervaring van den 12den had ons geleerd, dat we niet aan snelheid moesten denken, en dat als er regen kwam, we niet vooruit zouden kunnen. Dadelijk 's morgens raadpleegden we mijn reisbarometer. Helaas, die stond laag, op 740 millimeter. Wijze menschen zouden in Bolgrade den trein naar Odessa hebben genomen; maar wij hebben Parijs en onze zaken niet verlaten om wijs te wezen; het regent nog niet, en wij zullen per auto gaan.
Om negen uur konden we vertrekken. Te laat, want we kenden nog niet den tijd, die noodig was om onze acht-en-twintig stuks handbagage te pakken en op de auto's vast te maken. Toen we dien kenden, was het trouwens hetzelfde, en we gingen voort met te laat te vertrekken, daar het ons tot gewoonte was geworden.
Boven Bolgrade ging het eerst tegen een heuvel op en van de hoogte overzagen we het vlakke land Bessarabi?, zonder boomen, met hier en daar een heuvel of een ouden observatiepost van de romeinsche legers onder Trajanus. De grens van het groote rijk liep hier langs; aan den anderen kant was het gebied der barbaarsche Sarmaten. Op een mijl afstands kon men in de totale eenzaamheid de figuur van een enkelen herder zien, die bij onze nadering vluchtte. Als een eindelooze zee lag het land met kleine golfjes, en de weg was afschuwelijk, vol modderkuilen, en nu eens driehonderd meter breed, dan niet breeder dan drie meter. Een weg is namelijk in Bessarabi? iets, waar geen ingenieur aan te pas is gekomen, een ding, dat net doet wat het wil. Als zoo'n weg een kloof ziet, loopt hij er pardoes in, net als in een rivier, en dat is eigenlijk nog het beste, want als men een brug heet te hebben aangelegd, is alles veel moeilijker. Dan zijn er gaten en kuilen tusschen de steenen, dat men er een wiel in moet verliezen. We doen niet meer dan twintig kilometer in het uur, en we worden geschud, alsof we honderd deden op de mooie, gladde wegen van Ile de France.
Daar begon het te regenen, een dichte, harde regen, en al spoedig was de weg doorweekt. Onze Mercédes deed al haar best, maar zakte al dieper weg en de modderkuilen waren zoo week, dat onze carter [1] den grond raakte. De groote Mercédes zat vast. Waren we maar niet zoo ver nog van Tatar-Boenar, waar we zouden dejeuneeren! De twee wagens van de anderen waren niet in het gezicht. Wat zou hun overkomen zijn?
Na een uur hield de regen op en met verbazende moeite werd de wagen uit den kuil getrokken. De dames vonden nog viooltjes in een sloot, welkome ontmoeting in de wildernis. Maar toen moesten wij terug, om de anderen te zoeken, en we vonden ze in een droevigen toestand; de kleine Mercédes worstelde tegen een heuvel op en toen ze eindelijk in een armoedig dorp was gekomen, waren er allerlei reparaties noodig. Ten laatste arriveerde ook de auto der machinisten, die maar niet konden begrijpen, wat wij voor ons pleizier in Bessarabi? deden.
In het armoedige dorp La Fontaine aux Fées, werd ons de herberg gewezen, tegelijk kruidenierswinkeltje. Er was niets eetbaars en wij behielpen ons met harde eieren. Wij hielden raad. Wat te doen? We waren nog veertig kilometer verwijderd van Tatar-Boenar, een stadje van 5000 inwoners volgens Emanuel, die de boeken en kaarten heeft bestudeerd. Zullen wij zoo gelukkig wezen, vandaag nog daar aan te komen en dan morgen Ackermann bereiken? Maar beter weêr is er voor noodig, dat hebben wij bemerkt.
Zou het niet beter zijn, naar Bolgrade terug en dan toch met den trein naar Odessa te gaan?
Er zou iets smadelijks zijn in dien laatsten maatregel, zich te laten overwinnen door de bezwaren van den weg en dat op den allereersten dag! Neen, de lucht klaarde op; de barometer heeft neiging om te stijgen, de grond moet wat opgedroogd zijn, nu het in de laatste drie uur niet heeft geregend, dus wij vertrokken naar het onbereikbare Tatar-Boenar.
Wij lieten in het dorpje Leonida achter met zijn wagen en zijn chauffeur, die ons later zou volgen en tegen half zes gingen we weer op weg. De aarde was nog week en kleefde aan de wielen; het
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.