Over literatuur | Page 9

M. H. Van Campen
een rijk kunstenaar. En ik zal u de schijnbare tegenspraak
in mijn beweringen ophelderen. Maar rust even: ziehier een nieuwe
mijlpaal.
In een hoogst lezenswaardig, met liefdevolle en eerbiedige overgave
geschreven opstel zegt de _Gids_-criticus, de heer Scharten, dat de heer
Van Oordt een middeleeuwsche ziel had en dat een, in het Nagelaten
Werk opgenomen, stuk als Een Pleiziervaart, dat fijntjes humoristisch
het hoekig-linksche van een tusschen hedendaagsche Zondagsgangers
verzeild, naïef kunstenaar in 't ootje neemt, wel eene zijde van Van
Oordt's kunst blootlegt, die we nog niet kenden, maar dat de
aanwezigheid daarvan ons toch niet kan bekeeren van de meening, dat

zulk een stuk, bij langer leven van den [p.27] schrijver uitzondering zou
gebleven zijn en historische kunst hoofdzaak. En zoo oppervlakkig
beschouwd, schijnen de in dezen bundel opgenomen stukken
_Roman-Begin_ en Fragment uit Floris de Zwarte dezen beoordeelaar
gelijk te geven. Maar ook niet anders dan oppervlakkig beschouwd.
Want zoo 't mij geoorloofd zij--en hier wensch ik u de beloofde
opheldering te geven--tegenover de eene hypothese een andere te
stellen: ik geloof niet dat Van Oordt's neiging tot de middeleeuwen
voortsproot uit het middeleeuwsche--en dat zou, volgens mij, zijn: het
voor indrukken van zijn eigen tijd minder ontvankelijke en dus
ongetwijfeld bekrompene --zijner ziel; ik geloof, dat zij voortkwam uit
zijn, helaas, behept zijn met een uiterst broos en ziekelijk lichaam:
daardoor verhinderd het hedendaagsche leven in heel zijn stormigheid
te ondergaan--gelijk wel, al ware 't alleen uit plichtsgevoel, een edelen
geest als de zijne, het heerlijkst denkbare moet hebben toegeschenen--;
dáárdoor verhinderd het leven der gezonden mede te leven, deel te
hebben in hun hopen en vreezen, hunne vervoeringen en
neerslachtigheden, hun uitbundigheid en zelf-inkeer, wendde hij zich
tot eene voorbijgegane wereld, die door de zachte fluisterstemmen der
boeken tot hem kon spreken in zijner werkkamer omveiliging, gelijk
zijn zwakke lichaam die behoefde. Want--en moge dit mijne
beweringen ondersteunen:--_een vurig sociaal-demokraat als Van
Oordt was_, kan zeer wel een universeel-aangelegden geest bezitten,
waardoor hij zoowel de ekonomische noodzakelijkheid en geestelijke
schoonheid der sociaal-demokratie als de schoone noodwendigheid der
middeleeuwen doorvoelt, maar zulk een _vurig sociaal-demokraat_ kan
onmogelijk een geest bezitten, die hem zich precieuslijk doet afwenden
van de rumoerende en zweetende en zwoegende hedendaagsche
maatschappij, om in eenzaamheid de fantomen van een begraven
verleden te evoqueeren, dat aan sociale rechtvaardigheid niet rijker
was. Neen! Ware hem door een zekere bekrompenheid van geest de
schoonheid en het beteekenisvolle van het huidige leven gesloten en
ondoorvoelbaar gebleven, ik zoude hem geen groot en rijk kunstenaar
[p.28] hebben geacht, maar juist omdat het, mijns inziens, slechts de
bijkomstige omstandigheid zijner zwakke lichaamsgesteldheid was, die
hem verhinderde dat leven te ondergaan en te herscheppen, dáárom
noem ik hem een rijke en groote. Toch--laat ons dezen edelen

afgestorvene eeren door oprecht te zijn--niet alléén zijn ziekte, maar
ook het bewustzijn, dat hij in slechts geringe mate de gave van
dialogiseeren bezat, heeft er wellicht toe bijgedragen hem met des te
meer vreugde een kunstsoort te doen beoefenen, die deze gave niet
zoozeer vereischt, als de het hedendaagsche leven beeldende
naturalistische romankunst dat doet. Want ik mag mij niet weerhouden
te zeggen, dat even sterk als zijn verrukkelijk-beeldende
beschrijvingskunst--zoowel van stoffelijke als geestelijke
momenten--mij voorkomt te zijn, even zwak lijken mij zijn dialogen.
Men behoeft maar het reeds zooeven genoemde Een Pleiziervaart als
_In de Kroeg_--het verhaal van een dronkemansruzie--en Een Liefde in
Limburg te lezen, om te merken, dat, wat vele zwakke
dialogen-samenstellers doen, ook hij niet nalaat: het kruiden van hun
niet zeer saprijk gerecht met een sterke en smakelijke specerij: de
geijkte, hoekige, hollandsche volksuitdrukkingen. Wie Wolff en Deken
kent, weet wat ik met dit kruiden bedoel, maar ziet hij 't daar in de
hoogste vervolmaking en slechts om zich-zelfs wil, bij Van Oordt zal
hij spoedig bemerken, dat die uitdrukkingen--niet bewust, maar
instinctief--in de dialoog zijn gebracht, om dier levenszwakte te
verbergen. Overigens, wij mogen onverdeeld dankbaar zijn voor dit
Nagelaten Werk, dankbaar, omdat de jong-gestorven schrijver
daarmede niet alleen zijn roem heeft bevestigd maar zelfs verhoogd....
Welk een allervoortreffelijkste zegging van een buitengewoon subtiel
doorvoelen in dit:
En nu had hij benauwde alkoofgesprekken gehoord, geroken de
koffielucht en pomadegeurtjes van duffe achterkamers, waar _tot een
burgerlijke versiering de zonnestralen_[3] langs mottige vitrage gelen
bij het weeë rood en bij het uitgebloeide blauw der kameromgeving.
[p.29] En welk een opperste genialiteit in deze beelding:
Zoo zie ik den weg weer opgaan, hooger en hooger in een geestdriftige
stijging, en als hij op sprong staat zich over te geven aan den val der
gindsche daling, glimt hij in de zon als een lint van gele japansche
zijde.
Hoe leeft, hoe rijst, hoe daalt de zee in Een Zeereis. De verhaalgang

zelf, met zijne zich weer verevenende bergen en dalen, met zijn
effenheid, die het bewogene, en het bewogene dat een effenheid is,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 149
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.