Over literatuur | Page 8

M. H. Van Campen
heelal verloren!--nu, ik
herinner mij dan uit zoo'n shilling-shocker, dat Westerlingen een
pyramide bezoeken en een van 't gezelschap--het zal wel zoo'n magere,
brutale miss zijn geweest--in een onbewaakt oogenblik een
verschrompelde lotusbloem uit het borstfiligrain eener vorstelijke
mummie trekt. Thuis gekomen krijgt zij den zonderlingen inval eenige
druppelen water op de vierduizendjarige bloem te sprenkelen, en,
mystisch wonder! waarvan zij-zelf griezelt en huivert, de bloem lééft,
straalt op, bloeit op, met al haar kleuren en geuren.... Mijn lieve lezer,
gij en ik, hebben wij niet zoovele kunstenaars de lotusbloemen van de
schemerend-blinkende borsten der in hun koningsgraven verzonken
Eeuwen zien rukken, hebben wij de verschrompelden niet weder zien
opleven onder den dauw van hun talent, en vonden we dat niet een
wonder, een mystisch wonder, tot--ik mij met een huivering tot u
wendde en zei: "Maar vindt ge 't óók niet een ietwat griezelig
wonder?" ... O vreemde bloemen, die de zon mijner dagen niet heeft
doen bloeien, o, geuren aan een anderen tijd, een ander geslacht
ontstolen, bloemen en geuren, waar ik geen recht op heb, ik wensch u

niet, gij zijt mij niet lief als de bloemen mijner aarde, mijner zon, als de
geuren mijner jaren. Mij levende behaagt het met door volte
weerstreefde, streelende en plukkende handen te wandelen in lévenden
bloementuin....
Ook herinner ik mij--en ach, lezer, ik ben zeer loszinnig vanavond: als
mijn ... woorden u wat verstrooid voor de voeten komen rollen, rijg gij
ze dan, bid ik u, aan het zilversnoer van uw vernuft.... Rijgt men dan
woorden aan een _zilversnoer_? Ja zeker, als de bescheidenheid--gelijk
hier--[p.25] en nog eenige van die maatschappelijke deugden het
gebieden, is dat geoorloofd. Zij geven absolutie voor èlke kromspraak
en voor vele onwaarheden--ik herinner mij dus, en ditmaal uit déze
incarnatie, een zoogenaamden Polk, die, als hij in Antwerpen te bekend
geworden was, ging bedelen in Amsterdam en, als men hem daar weer
te goed kende, ging bedelen in Berlijn.... En ik herinner mij dat nú,
omdat ik geloof, dat een schrijver, die bij den genius van een vreemd
land om gaven bedelt, dat doet, omdat de genius van zijn vaderland
hem te goed kent om hem geschenken waardig te keuren en dat die
genius van dat vreemde land, àls hij wat geeft, dan heel
òn-halfgoddelijk er ... in loopt!
Want, lezer, dat hoog gebaar van verlangen naar de middeleeuwen, dat
zich afwenden van eigen tijd, dat is niet voornaam, en dat trekken van
het eene land naar 't andere, nog eens: dat doe je niet uit weelde. Als gij
tegenover een "afzichtelijken" bedelaar staat en ge rilt terug, denk dan
niet, dat ge voornaam zijt, maar als ge zijn "afzichtelijk" wezen zoo
diep begrijpt en doorvoelt, dat ge hem kunt naderen met liefde--dan
moogt ge denken, dat ge voornaam zijt! Want afkeer en weerzin en
leelijk-vinden zijn het deel van de geringen-van-geest en
liefdevol-begrijpen en schoon-vinden het deel der voornamen. En zoo
ook: als ge telkens nieuwe prikkels noodig hebt, om de macht tot
schoonheid-doorvoelen en schoonheid-scheppen in u op te wekken, dan
zijt gij betrekkelijk arm, en zoo ge die niet behoeft, weet dan, dat ge
betrekkelijk rijk zijt.... Maar hier verdriet mij mijn wankele gang,
allicht, dat de aanblik der voorbijglijdende mijlpalen mijner
paragrafen,[2] mij wat sterker en veerkrachtiger maakt.

[VAN OORDT: NAGELATEN WERK]
Adriaan van Oordt was een groot en een rijk kunstenaar en--ik mag dit
van een doode immers wel zeggen:--ge hadt zijn gelaat slechts
behoeven aan te zien, om te weten, [p.26] dat hij ook een groot mènsch
was. Als een man met zulk een gelaat in den kring van ons, gewone
menschen, treedt, dan valt er eene schuchterheid over ons en aarzelen
even onze sprekende stemmen, ja, het is alsof ons aller woorden, die op
het punt stonden elkander in vroolijk-drukke en familiare begroeting te
ontmoeten, haastig van weerszijden terug wijken, om een open ruimte
van eerbied te vormen. Want zijn gelaat had die uiterste
zachtmoedigheid, die dreigend is, dreigend, omdat zij ontwapent en
weerloos maakt, dreigend ook, omdat ge voelt, dat, indien ge langer
naar dit gelaat staart, uw zelfbewustzijn, dat onweerhoudbaar aan
vergelijkende studie verslaafd is, u leelijke dingen zal toefluisteren
over--u-zelf. Het was ongetwijfeld geniaal, dat wil zeggen
hoogst-natuurlijk, gezien van de Natuur, dien man een gelaat te geven,
dat bijna uitsluitend zijn hoogste zielsessentie uitte, want, hadde zij dit
niet gedaan, het werk van haar schepsel zou heer werk beschaamd
hebben: Van Oordt's arbeid is overal kunst, dat is: weerspiegeling en
uiting van het Onbewuste, goddelijk tronend in de zielsdiepten. En dit
_Nagelaten Werk,_ dat nu voor mij ligt, is er een nieuw, een laatst, een
diep ontroerend en volkomen zuiver getuigenis van: "En dit alles,
niettegenstaande hij bijna uitsluitend historische kunst geschapen
heeft?" vraagt gij mij hier.--Ja, niettegenstaande dat feit was Van Oordt
een groot en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 149
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.