Opuscula Selecta Neerlandicorum | Page 2

Not Available
geneeskunst verkondigd. En, waarlijk, beter lofredenaar kon de geneeskunst moeilijk verlangen. Zoo uitbundig is zelfs hier en daar zijn loftuiting, dat men, gedachtig aan den schrijftrant van den auteur van den lof der zotheid, geneigd is zich nu en dan af te vragen, of niet meer zachte ironie dan welgemeende lof uit ERASMUS' woorden spreekt. Toch zal men bij doorlezing van dit weinig bekende geschrift van den geleerden Rotterdammer bespeuren, dat het hem met den lof, deze moge dan overdreven zijn, ernst is, daar hij niet nalaat de slechte geneeskunst-oefenaars te vermanen. Hoe weinig het oude stuk nog verouderd is, blijkt wel uit wat hij o.a. zegt:
"De taak van den geneesheer vervulden de wetgevers, die slechts goed gebouwde personen met elkander lieten huwen, die maakten, dat men alleen volkomen gezonde minnen in dienst nam, die openbare baden en turnplaatsen instelden, wetten tegen de weelde maakten, door het doen verbouwen van huizen en het droogleggen van moerassen, epidemie?n voorkwamen en er voor waakten, dat geen spijzen of dranken, die voor de gezondheid gevaar opleverden, verkocht werden."
Immers dit kon nu nog, helaas! goeddeels dienst doen als politieke wenschlijst voor een medicus.
De tweede redevoering is van BOERHAAVE (1668-1738), en door hem gehouden ter gelegenheid, dat de curatoren der Leidsche hoogeschool hem, door eene traktementsverhooging, hadden weerhouden naar Groningen te gaan. Al had het particularisme dier dagen niets anders goeds uitgewerkt dan ons dit heldere en logische betoog omtrent de waarde der iatromechanica te bezorgen, dan mochten wij het nog dankbaar zijn. Als men BOERHAAVE's klare taal leest, die zijn gedachtengang zoo scherp weergeeft, waarin geen argument te weinig en nauwelijks een woord te veel is, dan begrijpt men den grooten invloed door BOERHAAVE als leermeester uitgeoefend.
Versterkt wordt deze indruk door de volgende redevoering, die van GAUBIUS (1705-1780), wiens gezwollen welsprekendheid BOERHAAVE's eenvoudige duidelijkheid beter doet uitkomen. Evenwel, niet om, doch ondanks deze tegenstelling werd Gaubius' werk door ons gekozen. Immers ziet men af van de voor ons minder smakelijke rhetorische versierselen, dan geeft het betoog van GAUBIUS, op zichzelf voor dien tijd van groot gewicht, tevens een eigenaardig beeld van de snel wisselende geneeskundige opvattingen. Nog geen dertig jaar toch na BOERHAAVE's enthousiaste verdediging der iatromechanica komt, op zijne plaats en in zijn tegenwoordigheid, de door hem aangewezen leerling de waarde der scheikunde als wetenschap en in het bijzonder hare waarde voor de geneeskunst bepleiten.
Als vierde in de rij der oraties komt die van DONDERS (1818-1889), over de harmonie in het dierlijke leven; de oratie, waarmede hij zijn loopbaan als hoogleeraar aanving. Een waardige evenknie van het stuk van BOERHAAVE, waarin met goed gekozen argumenten en in keurige taal de teleologie als wetenschap wordt aangevallen en betoogd wordt, dat het "waartoe" geen antwoord geven kan op de vraag naar het "waardoor", terwijl toch slechts deze laatste vraag voor den wetenschappelijken vooruitgang belang heeft.
Tusschen ERASMUS en BOERHAAVE komen de herdrukken van onderzoekingen van VAN LEEUWENHOEK en van SWAMMERDAM. Onafhankelijk van de hem klaarblijkelijk onbekende ontdekking der capillairen door MALPIGHI (1661), gaf LEEUWENHOEK (1632-1723) HARVEY's leer van den bloeds omloop een krachtdadigen steun door het, met behulp van zijn mikroskoop, geleverde bewijs dat: "De Arteri?n en Venae gecontinueerde Bloedvaten zijn"; een bewijs, dat hij in gemoedelijke taal, doch met groote helderheid geeft. Met zóó groote helderheid, dat men verbaasd staat, dat de eenvoudige Delftenaar, als buitenstaander van de offici?ele wetenschap, om geloofd te worden zich moest beroepen op het getuigenis o.a. van "d'Heer Mr. ANTONI HEINSIUS, Raad en Pensionaris dezer Stad, voor desen Extraordinaris Envoyé aan zijn Koninklijke Majesteit van Vrankrijk, en onlangs Commissaris van desen Staat aan het Hoff van zijn Koningl. Majesteit van Engeland."
Het stuk van JAN SWAMMERDAM (1637-1680) geeft ten slotte een goed voorbeeld van diens experimenteertalent. Immers, zoowel zijn proef over de uitgesneden, doch in verbinding met de zenuw gelaten kikvorschspier, als die met het door lucht gevulde hart, kunnen ter demonstratie van dat talent dienen; ook al is de eerste, die doet zien dat bij den spiercontractie verwekkenden zenuwinvloed niets ponderabels van de zenuw naar de spier overgaat, bewijzender dan de tweede, die dienen moet om te betoogen, dat het spiervolume bij de contractie niet toe- doch afneemt.
De commissie meende met deze keuze een geschikten aanvang te maken van eene publicatie van Nederlandsche klassieken en zij hoopt en vertrouwt, dat daarmede de stoot tot verdere analoge herdrukken gegeven zal zijn.
Maar, zal zulk een herdruk nut hebben, dan dient, voor de meerderheid der Nederlandsche geneeskundigen, het Latijn door Nederlandsch vervangen te worden. En, zal de publicatie nut hebben om ook in het buitenland den naam der oudere Nederlandsche schrijvers op geneeskundig gebied in eere te houden, dan moeten er ook vertalingen in vreemde talen bij zijn. Deze overweging stelde de commissie voor een nieuwe moeielijkheid, die des te grooter werd, toen de algemeene vergadering besloot, dat niet één, doch drie vreemde
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 157
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.