Op reis en thuis | Page 3

Justus van Maurik

See-Krankheit kommt nur davon dass der Magen nicht fest liegt;
volpropfen muss man ihn und viel Fett ...
--Och meneer, hou op asjeblieft! ik wou graag wat eten, maar 't idee
van vet maakt me al wee!
--Was, wee! Fett schmiert der Magen und halt ihn fest im Corpus, ich
esse für drei und mir bekommt alles gut.--Mefrou, doe so wie ich, dan
soll je niks zu leiden hebben; hij klopte op zijn dikken gezelligen buik
en lachte:--dáár sitz een laav Schpeck auf, die kan was gegenhalten.
Er waren slechts weinigen aan tafel en 't aantal der etenden
verminderde al naar het slingeren en stampen der Amalia toenam. De
Oostenrijker, een drietal oudgasten, een jong luitenant, die erg grootsch
was op zijn immuniteit, twee heeren, die hoewel zeer bleek toch met
verachting van alle gevaar dooraten en ik, bleven ten slotte over. De
koffie werd gediend en door dat warme vocht bezweek nog een der
bleekneuzen, die, alle vormelijkheid vergetend, met zijn hand voor den

mond als een dolle naar boven stormde.
--Der junge Mann soll nur gleich wieder herunter kommen und sich den
Magen wieder voll thun, zei hoofdschuddend de Wiener en terwijl hij
hem naoogde:--dan hat er weinigstens etwas für den folgenden Anfall!
Die verzuchting klonk zoo komisch, dat zelfs een der Javaansche
jongens, die wat Duitsch verstond, den mond een weinig vertrok, 't Zijn
anders voorbeelden van onverschillige rust, die jongens; ze zien er zóó
kalm en als uit chocolaad geboetseerd uit, dat 't me niet verwonderen
zou, indien ze met dezelfde kalmte den ondergang der Amalia zouden
aanzien, zonder zich naar de booten te reppen.
Sam, mijn hutjongen, is een van de mooisten, hij heeft een vrij
fatsoenlijk gezicht en ik geloof dat hij, wanneer men hem langdurig
kietelde, wel een begin van lachen zou vertoonen. Hij kwam met een
ernstig gezicht vragen: "Meneer, stoeltje?" ik dacht dat hij 't
vouwstoeltje dat in mijn hut stond wou hebben en gaf hem dat. Hij
schudde 't hoofd en herhaalde: "meneer, stoeltje?"
--Ik heb geen ander stoeltje, kijk maar!
--Tida! Sam vragen, meneer, stoeltje, bopen?
Goddank, eindelijk begreep ik dat hij vroeg of ik mijn stoeltje, n.b. een
ding van pl.m. 2 meter lengte, ook boven op dek wou hebben. Een
vriendelijk medepassagier onderrichtte mij dat "de jongens" als ze erg
fatsoenlgk willen zijn, de aan den Europeaan toebehoorende artikelen
steeds met het verkleinwoord aanduiden.
"'t Stoeltje" werd op dek gezet naast al de anderen, waarop de arme
zieken lagen te kreunen en te zuchten. Ik probeerde te zitten, half
liggend, maar die houding beviel mij niet en daarom wandelde ik met
den onverschrokken luitenant het dek op en neer, maakte mezelf
compliment over mijn weerstandsvermogen en stak een nieuwe sigaar
op. 't Begon harder te waaien, we zetten onze jaskragen op.
Nog een paar uur bleven we als zeehelden het ruwe element trotseeren

en wat de arme zieken niet konden zien, zagen en bewonderden wij, die
prachtig witte koppen op de donkere golven, aanrollend, statig en met
onweerstaanbaar geweld. Dan, als bedwongen, brekend tegen boeg en
boord, opspattend en verstuivend door den wind. De maan kwam op en
verlichtte nu en dan de woelige schuimende zee; achter in 't zog
phosphoreseerde het water.
--Präzis Klosterbräu, mooi wit sjuim! zei de Oostenrijker, over de
verschansing kijkend.--Sepada, en met de hand over zijn maag strijkend
tot den naderenden jongen: Minta bier! das Meer gibt mir Durst.
Wat 'n gelukkige vent, dacht ik, de poëzie van 't leven blijft hem zelfs
in deze oogenblikken bij.
Eensklaps vlogen alle zieken op, rolden door elkander of namen de
vlucht naar rookkamer en salon.
Er was een zeetje overgekomen van stuurboordzij. Een luitenant met
een leege maag, die in zijn burnou gewikkeld, manhaftig wind en zee
trotseerde, was doornat; een dame had een doorweekten hoed; ja zelfs
een hooggeplaatst ambtenaar, die zijn waarde erg voelde, was niet
gespaard en trad druipend af. De zee kent geen consideratiën! Nog een
paar overslaande zeetjes en 't dek werd ontvolkt; ik zocht mijn hut op
en begon me te ontkleeden.
'k Ben nooit dronken geweest maar nu weet ik, nu begrijp ik hoe
iemand, die te diep in 't glas keek, zich gevoelen moet. Ik viel van
rechts naar links, nu eens tegen de couchette aan, dan weer op mijn
koffer of tegen den wand. 't Begon me akelig te draaien en ik geloof dat
't juist bijtijds is geweest, dat ik langscheeps lang uitgestrekt kon gaan
liggen. Ik kreeg toen een aangenaam gevoel als werd ik zachtjes
gewiegd en in slaap gezongen door 't geruisch der golven, 't gedruisch
en gestamp der machine. Wél hoorde ik links, rechts, achter en voor mij
allerlei verdachte en benauwde keelgeluiden, roepen om balies
(bakjes).--O Gott, ein Nachtgeschirr!! en:--breng twee cognacjes. Soms
zuchten en schreien van dames en kinderen, maagklanken,
keelschrapingen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 75
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.