wie ich, dan soll je niks zu leiden hebben; hij klopte op zijn dikken gezelligen buik en lachte:--dáár sitz een laav Schpeck auf, die kan was gegenhalten.
Er waren slechts weinigen aan tafel en 't aantal der etenden verminderde al naar het slingeren en stampen der Amalia toenam. De Oostenrijker, een drietal oudgasten, een jong luitenant, die erg grootsch was op zijn immuniteit, twee heeren, die hoewel zeer bleek toch met verachting van alle gevaar dooraten en ik, bleven ten slotte over. De koffie werd gediend en door dat warme vocht bezweek nog een der bleekneuzen, die, alle vormelijkheid vergetend, met zijn hand voor den mond als een dolle naar boven stormde.
--Der junge Mann soll nur gleich wieder herunter kommen und sich den Magen wieder voll thun, zei hoofdschuddend de Wiener en terwijl hij hem naoogde:--dan hat er weinigstens etwas für den folgenden Anfall!
Die verzuchting klonk zoo komisch, dat zelfs een der Javaansche jongens, die wat Duitsch verstond, den mond een weinig vertrok, 't Zijn anders voorbeelden van onverschillige rust, die jongens; ze zien er zóó kalm en als uit chocolaad geboetseerd uit, dat 't me niet verwonderen zou, indien ze met dezelfde kalmte den ondergang der Amalia zouden aanzien, zonder zich naar de booten te reppen.
Sam, mijn hutjongen, is een van de mooisten, hij heeft een vrij fatsoenlijk gezicht en ik geloof dat hij, wanneer men hem langdurig kietelde, wel een begin van lachen zou vertoonen. Hij kwam met een ernstig gezicht vragen: "Meneer, stoeltje?" ik dacht dat hij 't vouwstoeltje dat in mijn hut stond wou hebben en gaf hem dat. Hij schudde 't hoofd en herhaalde: "meneer, stoeltje?"
--Ik heb geen ander stoeltje, kijk maar!
--Tida! Sam vragen, meneer, stoeltje, bopen?
Goddank, eindelijk begreep ik dat hij vroeg of ik mijn stoeltje, n.b. een ding van pl.m. 2 meter lengte, ook boven op dek wou hebben. Een vriendelijk medepassagier onderrichtte mij dat "de jongens" als ze erg fatsoenlgk willen zijn, de aan den Europeaan toebehoorende artikelen steeds met het verkleinwoord aanduiden.
"'t Stoeltje" werd op dek gezet naast al de anderen, waarop de arme zieken lagen te kreunen en te zuchten. Ik probeerde te zitten, half liggend, maar die houding beviel mij niet en daarom wandelde ik met den onverschrokken luitenant het dek op en neer, maakte mezelf compliment over mijn weerstandsvermogen en stak een nieuwe sigaar op. 't Begon harder te waaien, we zetten onze jaskragen op.
Nog een paar uur bleven we als zeehelden het ruwe element trotseeren en wat de arme zieken niet konden zien, zagen en bewonderden wij, die prachtig witte koppen op de donkere golven, aanrollend, statig en met onweerstaanbaar geweld. Dan, als bedwongen, brekend tegen boeg en boord, opspattend en verstuivend door den wind. De maan kwam op en verlichtte nu en dan de woelige schuimende zee; achter in 't zog phosphoreseerde het water.
--Pr?zis Klosterbr?u, mooi wit sjuim! zei de Oostenrijker, over de verschansing kijkend.--Sepada, en met de hand over zijn maag strijkend tot den naderenden jongen: Minta bier! das Meer gibt mir Durst.
Wat 'n gelukkige vent, dacht ik, de po?zie van 't leven blijft hem zelfs in deze oogenblikken bij.
Eensklaps vlogen alle zieken op, rolden door elkander of namen de vlucht naar rookkamer en salon.
Er was een zeetje overgekomen van stuurboordzij. Een luitenant met een leege maag, die in zijn burnou gewikkeld, manhaftig wind en zee trotseerde, was doornat; een dame had een doorweekten hoed; ja zelfs een hooggeplaatst ambtenaar, die zijn waarde erg voelde, was niet gespaard en trad druipend af. De zee kent geen considerati?n! Nog een paar overslaande zeetjes en 't dek werd ontvolkt; ik zocht mijn hut op en begon me te ontkleeden.
'k Ben nooit dronken geweest maar nu weet ik, nu begrijp ik hoe iemand, die te diep in 't glas keek, zich gevoelen moet. Ik viel van rechts naar links, nu eens tegen de couchette aan, dan weer op mijn koffer of tegen den wand. 't Begon me akelig te draaien en ik geloof dat 't juist bijtijds is geweest, dat ik langscheeps lang uitgestrekt kon gaan liggen. Ik kreeg toen een aangenaam gevoel als werd ik zachtjes gewiegd en in slaap gezongen door 't geruisch der golven, 't gedruisch en gestamp der machine. Wél hoorde ik links, rechts, achter en voor mij allerlei verdachte en benauwde keelgeluiden, roepen om balies (bakjes).--O Gott, ein Nachtgeschirr!! en:--breng twee cognacjes. Soms zuchten en schreien van dames en kinderen, maagklanken, keelschrapingen en borrelend hoesten, maar deed mijn oogen toe en sliep in met de gedachte: de Amalia is een beproefde oude vrienden van de zee, kommandant Visman een ervaren bevelhebber en zijn officieren en manschappen doen hun plicht in ieder opzicht.
Er is iets geruststellends in te weten, dat er over u gewaakt wordt in den duisteren nacht, dat van af brug en voorsteven een flinke Janmaat met spiedend oog op den tuikijk staat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.