Op de jacht in Mozambique | Page 5

Guillaume Vasse
uit.
Vóór het dag was, maakte de kok het ontbijt gereed, dat gebruikt werd onder de voorbereiding voor het vertrek, en daarna zorgde elke drager voor het pakken en bevestigen van dezelfde vracht, die hij den vorigen dag had gehad, en waar hij verantwoordelijk voor was.
Van Massikessé brachten drie uur marcheerens het gezelschap naar de rivier Zombe, en na die te zijn overgetrokken, kwam men tegen den middag aan de Lone, waar het ontbijt, het tweede, werd genuttigd. Tot Busi toe bleef de omgeving vrijwel gelijk. Rechts had men, zoover het oog reikte, granietbergen, die Rhodesi? scheiden van de portugeesche bezittingen; vóór zich zag men de bergen van Sjimanimani; links ontrolde zich een landschap, dat golvend en boschrijk was, en waar veel kleinere waterloopen en rivieren door stroomden. De grond is vruchtbaar, de aanplantingen der negers zagen er goed uit en er waren mooie bosschen, met veel caoutchouc leverende boomen.
Aan de rivier Pachenche werd het kamp voor den nacht opgeslagen. Men had een dag van 40 kilometer achter den rug, en voor beladen dragers vond de heer Vasse dat genoeg. Nu en dan bleef mevrouw Vasse in het kamp achter, terwijl haar man met enkele negers op de jacht ging. Meestal werd wel de een of andere antilope mee thuis gebracht.
Over de rivier Bondé werd het dorp Cimbezi bereikt, waar men in de hutten der inboorlingen den voorraad meel tegen betaling kon aanvullen. Er moest veel wild in den omtrek zijn, en daarom werd aan de rivier Imamay-gwena het kamp opgericht. In een prachtig bosch met kort gras op den grond werd gejaagd, maar het was een teleurstelling, dat de wind telkens draaide. Herhaaldelijk ontdekte men dieren, die konden vluchten, en de heer Vasse begon al aan het succes te wanhopen, toen hij op tweehonderd meter afstands een kudde antilopen gewaar werd, bestaande uit een tiental wijfjes en drie groote mannetjes. Een enkele was duidelijk te zien; de andere lagen op den grond. De kogel, dien de heer Vasse afzond, liet een dof geluid hooren, en het dier stortte met gebroken schouderbladen ter aarde. Bij het schot was de kudde opgestaan en vluchtte in de diepten van het woud, maar met langzame schreden.
Daar ging een der dragers op het liggende dier toe, juist toen de heer Vasse weer wilde schieten. De troep werd door de beweging van den man verschrikt en sloeg nu ijlings op de vlucht. Driemaal werd er nog op geschoten, en een groot wijfje, dat geraakt was, scheidde zich van de anderen af. Het is altijd een goed teeken, want een licht gewond dier verlaat bijna nooit de kameraden. Door een messteek maakte de jager het gewonde mannetje af en ging toen het getroffen wijfje vervolgen. Er kon een bloedspoor worden gevolgd, maar een onderzoek van de bloedige sporen leerde, dat de kogel den schouder had geraakt, maar niet de longen.
De vervolging duurde een uur, waarna de jager de antilope ontdekte achter een groep boomen, waar haar een kogel trof in de lever. Toen vluchtte het dier in dicht stuikgewas en ging even later liggen tusschen het zeer hooge gras; toen de jager dichterbij kwam, stond het op en vluchtte verder. De heer Vasse hield vol, want hij zag, dat de antilope het niet lang meer zou volhouden; ze stond vaker stil, liep kleiner eindjes, en aan alles was te merken dat de ontknooping naderde. De gewonde was uit het kreupelhout getreden, want de takken moesten haar gruwelijk pijn doen aan haar wonden.
Het arme dier, dat toen geen uitweg meer zag, stak den kop tusschen haar voorpooten en hield den jager haar horens toe, om daarna met een sprong van haar drie nog gezonde pooten op hem toe te springen. Het dappere beest, dat niet wilde sterven, zonder zich te hebben gewroken, was niet meer dan vijf-en-dertig schreden van den jager verwijderd, toen een kogel haar in de borst trof, en ze dood ter aarde stortte. Ieder nam toen zooveel van het vleesch, als hij kon dragen; het overige werd voor de hyena's achtergelaten, en het sein tot den aftocht werd gegeven.
Deze zwarte antilope werd het eerst beschreven in een werk, van 1840, door kapitein Harris, getiteld Wild Sport in Southern Africa. De geleerden noemen het dier, dat algemeen als de harrisbuck bekend is, Hippotragus niger. Het wordt meestal grooter dan een groot hert. Het haar is bij de volwassen dieren zwart; alleen de buik is wit en de ooren zijn rood. Deze soort leeft in kleine kudden, waarbij zich nooit meer dan drie of vier mannetjes bevinden. Het is een zeer slim en wantrouwig dier. Alleen in de schemering verlaat het de boschjes of wel in den vroegen morgen, om zich naar een weideplaats te begeven. In de vlakte ziet men het dier zelden, wel in een gebied, waar kloven zijn met plantengroei en vooral, waar water
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 18
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.