Drinkwater moesten ze van verre halen, namelijk op 1500 meter afstands, want de Kewe, die langs de bezitting stroomde, had te troebel water, dat vuil werd gehouden door mijnwerkzaamheden verder stroomop.
Maar er waren veel lichtzijden, want de heer Vasse kon nu naar Massikessé gaan, zonder te moeten vreezen, dat hij door een opkomende regenbui met de daarop volgende verhooging van den waterstand gescheiden zou worden van zijn kamp, zooals te Muza het geval was. Ook bevond men zich dicht bij de engelsche grens en in een nieuwe streek, die tot studie uitlokte. Er waren eenige aardige buren, ook een Franschman, de heer Poulin, een jager van professie, die herhaaldelijk gids was geweest voor sportslui, en die al een massa wild had gedood. Zijn hut lag naast het huisje en vaak kwam de landgenoot des avonds een praatje maken over de jacht, over mijnen en geweren, en soms kwamen ook Engelschen op bezoek aan de thee.
In allerlei weer was de Franschman op weg, en natuurlijk maakte hij ook kennis met het kwaadaardigste reptiel in Zuid-Afrika, met de slangen. In het district Manica, waar men tot dien tijd steeds was geweest, zijn er vele, en de kaffers zijn zoo bang voor die beesten, dat ze iedere slang vergiftig noemen, ook de onschadelijkste. Ze doen altijd de wonderbaarlijkste verhalen over slangen, altijd griezelig en ontzettend en vooral afschuwelijk, als ze vermoeden, dat ge hun zult opdragen er een te vangen. De heer Vasse maakte verscheiden slangen buit voor zijn collectie, en ook kreeg hij een levend exemplaar van de gevaarlijke pofadder, die naar het Museum werd opgezonden.
In den loop der drie jaren van aanhoudend verblijf in Zuid-Afrika heeft hij, naar hij vertelt, nooit, noch bij zijn bedienden, noch in de dorpen, waar ze door kwamen, gehoord van een slangenbeet, waar de dood op volgde. Daar hij steeds een fleschje met het serum van Calmette bij zich had, was hij gewapend; maar het middel kon steeds rustig ongebruikt blijven. Hij schrijft dat aan twee oorzaken toe, vooreerst aan de groote vlugheid van de meeste slangen, die bovendien altijd zooveel mogelijk uit de nabijheid van den mensch blijven en dan aan het scherpe gezicht van de kaffers, waardoor ze onderweg altijd een aanwezige slang zullen ontdekken. Honderdmaal kwam het voor, dat een drager den Europeaan een onbewegelijk liggende slang aanwees, terwijl de minder scherpziende reiziger haar nooit zou hebben ontdekt.
Toen de tweede bezending voorwerpen op 27 Mei 1905 naar het Museum was afgezonden, de zware stukken der bagage naar Guengéré aan de Pungwe waren overgebracht, toen men afscheid had genomen van de autoriteiten en de hand der vrienden had gedrukt, vertrok het gezelschap van Massikessé naar Busi. Er waren dertig zwarten, geleverd door de mijnmaatschappij, van welk aantal 22 de lasten elk van 25 kilogram droegen, terwijl de acht overige de hangmatdragers waren, de "machilleurs", zooals ze werden genoemd naar de "machilla", de aan een langen bamboe hangende draagmat. Twee negers aan elken kant steunen het toestel op hun schouders. Ze loopen in een zacht drafje en voeren zoo den reiziger mee, die lang ligt uitgestrekt, door een afdakje beschut voor de zon. Achteraan sukkelen de vier andere dragers, die de eerste moeten aflossen. Op die wijze legde mevrouw Vasse de groote etappen af.
Men kan op zoo'n manier zes tot zeven kilometer in een uur afleggen. Enkele portugeesche commandanten brengen het met deze draagmanier wel tot 70 kilometer per dag. Maar als men het land wil leeren kennen, is het beter te voet te gaan. Op den tocht ging de hangmat vooruit; daarachter liepen de dragers, en daarna de heer Vasse met het geweer over den schouder en den reisstok in de hand. Als hij een drager zag, die last had met zijn vrachtje, liet hij dien nooit achter zich, maar hielp en moedigde den drager aan, zoodat ze te zamen aan de rustplaats kwamen. Dat beschouwde hij als het eenige middel, om des avonds in het kamp al het benoodigde bij de hand te hebben.
Bij het einde van den dagmarsch in een dorp komend, vroeg de reiziger aan het dorpshoofd hem een hut aan te wijzen voor nachtverblijf, en zoo won men soms de moeite van het opslaan van een kamp uit en had des morgens meer tijd. Gewoonlijk hielpen de dragers na het afleggen van hun vrachten op de halteplaats mee aan het installeeren van het kamp onder de leiding van den kok, en zorgden voor het aansleepen van hout en water. De porties meel werden onder het oog van den heer Vasse verdeeld. Na het avondeten moest het keukengerei nog worden gewasschen en ingepakt. Aan den besten schutter gaf de reiziger een Martini-geweer en twee patronen, om een mogelijken aanval van wilde dieren af te weren. Hij en zijn vrouw sliepen in een kamp altijd geheel gekleed; alleen trokken ze de schoenen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.