geven," zei Laurie met een zijdelingschen blik en wat meer kleur dan gewoonlijk op zijn door de zon verbrand gezicht. "Je wilt den zachten kant van je karakter nooit toonen; en wanneer iemand er bij toeval iets van te zien krijgt, dan behandel je hem, zooals juffrouw Gummidge [1] haar minnaar deed: jij gooit hem een emmer koud water over 't hoofd en zet al je stekels overeind, zoodat niemand je durft aanraken, of ook maar naar je kijken."
"Ik houd er niet van; ik heb het ook veel te druk om mij door zulke nonsens te laten afleiden, en ik vind het verschrikkelijk als huisgezinnen zoo verbrokkeld worden. Laten wij er nu maar niet meer over spreken; Meta's huwelijk heeft al onze hoofden op hol gebracht, en wij praten van niets dan van minnaars en zulke gekheid. Ik heb geen zin mijn humeur te bederven; zullen we dus alsjeblieft van onderwerp veranderen?" en Jo zag er uit, alsof zij gereed was, hem bij de geringste aanleiding met koud water te gaan doopen.
Wat Laurie's gevoelens ook mochten geweest zijn, hij gaf ze alleen lucht in een lang, zacht gefluit, en in de verschrikkelijke voorspelling, toen zij bij het hek scheidden: "Let op mijn woorden, Jo, nu komt de beurt aan jou."
HOOFDSTUK II.
HET EERSTE HUWELIJK.
Vroeg in den helderen Juni-morgen ontwaakten, vroolijk en blij, al de rozen, waarmee het huis der familie March begroeid was, en lachten allen vriendelijk in den onbewolkten zonneschijn. Zij bloosden van opgewondenheid, en als de wind hen heen en weer bewoog, fluisterden zij elkander toe, wat zij hadden gezien; want sommigen keken naar binnen in de eetkamer, waar het feestmaal was aangericht; anderen klommen naar boven, om de zusters toe te knikken, die bezig waren de bruid te kleeden; weer anderen wuifden een welkom toe aan allen, die om verschillende redenen de gang en den tuin in- en uitliepen, en allen, de schitterendst ontloken bloem tot het kleinste groene knopje, offerden blijmoedig de schatting van hun schoonheid en geur aan de vriendelijke meesteres, die ze zoo lang had verzorgd.
Meta leek zelve wel een roos; want al wat schoon en liefelijk was in haar hart en ziel, scheen dien dag op haar gelaat te lezen te zijn, en gaf het een teedere, aandoenlijke bekoring, machtiger dan de zuiverste schoonheid. Zij wilde zijde noch kant, noch oranje-bloesem dragen. "Ik wil er vandaag niet vreemd of opgeschikt uitzien," zei zij, "en ik verlang ook geen modieuse bruiloft, alleen maar het bijzijn van allen, die ik liefheb, en voor hen wil ik natuurlijk en mij-zelve zijn." Zij had dus zelf haar trouwjapon gemaakt, met al de blijde verwachtingen en onschuldige illussies van een meisjeshart.
De zusjes vlochten haar dik golvend haar, en de eenige versiering, die zij droeg, bestond uit een bouquetje lelietjes der dalen, die "haar John" boven alle bloemen ter wereld verkoos.
"Je ziet er precies uit als onze eigen Meta, alleen maar zoo lief en mooi, dat ik je stellig eens zou knuffelen, als ik niet bang was je japon te verkreukelen," zei Amy, die haar met welgevallen stond te beschouwen nadat de kleedpartij was afgeloopen.
"Daar ben ik blij om. Maar kus en knuffel mij gerust allemaal, en denk niet om mijn japon. Op die manier wil ik vandaag wel dikwijls verkreukeld worden," zeide Meta, haar zuster aan haar hart drukkende, en allen "knuffelden" haar een oogenblik met Aprilgezichtjes, en gevoelden, dat de nieuwe liefde de oude niet had verdrongen.
"Nu ga ik John's das voor hem strikken, en dan moet ik een paar oogenblikjes stil met vader in de studeerkamer zijn," zei Meta, liep naar beneden om deze kleine ceremoni?n te volbrengen, en volgde toen haar moeder overal waar deze heenging, daar zij voelde, hoe, ondanks de glimlachjes op het moederlijk gelaat, een verborgen droefheid aan het moederhart knaagde nu haar oudste lieveling van onder haar vleugelen uitvloog.
Terwijl de jongere zusters bij elkander staan en de laatste hand leggen aan het eenvoudig toilet, is het een schoone gelegenheid al de veranderingen op te merken, door het verloop van tijd in hun uiterlijk teweeggebracht, want alle drie zien er nu op hun best uit.
Jo's hoekige kanten zijn veel verzacht; zij heeft geleerd zich gemakkelijk, zij het dan ook niet met gratie, te bewegen. Haar krullebol is aangegroeid tot een dikke wrong, die beter past bij het kleine hoofd en de rijzige gestalte. Er licht een frissche blos op haar bruine wangen, een zachte glans in haar oogen, en vandaag spreekt haar soms zoo scherpe tong enkel vriendelijke woorden.
Betsy is tenger en bleek geworden, en nu stiller dan ooit; de mooie zachte oogen lijken grooter, en er ligt een uitdrukking in, die, hoewel niet droevig op zich zelf, iemand toch droevig stemt. Het is de schaduw van pijn of smart die aan het jeugdig gezichtje zoo'n uitdrukking van pathetisch geduld bijzet; maar Betsy
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.