Oorlogsvisoenen | Page 7

Cyriel Buysse
De zoon dacht dat zijn vader een beroerte kreeg en snelde hem ter hulp en de knappe meid stond even als versteend van ontsteltenis, met vurige wangen en verschrikte oogen tegen het buffet gedrongen. Meneer Bollekens bedaarde, doch bleef zijn eten weigeren. Neen, het ging niet, hij k��n niet. Zoo iets was in geen jaren gebeurd. De zoon stond er radeloos van en de knappe meid liep eensklaps, als onder den drang eener spontane ingeving, met vlugge schreden naar de keuken toe.
De keukenmeid, amechtig hijgend, verscheen op den drempel der eetkamer.
--Maar meneer toch! Maar meneer toch! riep zij, gansch ontdaan de handen in elkaar slaande. En zij begon een heele reeks fijne schoteltjes op te noemen, die meneer misschien w��l zoude lusten.
--Neen, Marie; neen, Marie; ik k��n niet, ik k��n niet, herhaalde meneer Bollekens bevend en moedeloos.
De meid verdween, als door een onverdiende ramp getroffen, en meneer Bollekens stond zwaar-zuchtend van tafel op.
--'K ga naar mijn bed, kreunde hij.
Een stilte van consternatie begeleidde zijn pijnlijken aftocht. Meneer Bollekens zoon steunde zijn vader onder den arm en de knappe meid volgde, schoorvoetend, even haltend op elke trede, als een oplettende en zorgvolle verpleegster.
* * * * *
De dagen die volgden waren dagen van rustelooze agitatie. Al de dienstplichtige mannen hadden hun oproepingsbevel ontvangen en van den ochtend tot den avond en soms gansche nachten dreunde de groote stad onder het onophoudend aankomen en doortrekken van infanteristen, cavaleristen, artilleristen; van paarden, wagens en kanonnen, van honderden en honderden automobielen, van alles wat de mobilisatie van een gansche veld-en-vestings-leger noodig heeft of met zich mede sleept.
Wat al onverwachte en aangrijpende tafereelen woonden de heeren Bollekens nu voortdurend bij! In hun zelfzuchtig bestaan van rijke renteniers was de wereld tot nog toe voor hen tot het beperkt en bekrompen kringetje hunner vaste, steeds herhaalde genoegens en gewoonten afgebakend geweest; en nu woei daar eensklaps als een felle, forsche adem overheen, die aan alles een nieuwe beteekenis en waarde gaf. Zij voelden dat hun rijke-menschen-leven niets meer was, dat gansch andere, nieuwe krachten hun omgeving beheerden en beheerschten. Zij werden voor het eerst gewaar wat de vaderlandsliefde was, dat ongekend gevoel 't welk tot dus verre voor hen slechts de beteekenis eener van buiten geleerde schoolles had, en dat nu plotseling best��nd, hoog en groot, in forsche schoonheid, diep-ontroerend en tastbaar alles-overweldigend, sinds een gewetenlooze vijand met ruw geweld den dierbaren geboortegrond had durven schenden. Meneer Bollekens en zijn zoon, door nationale liefde bezield, stonden met duizenden anderen uren lang op straat de vertrekkende soldaten toe te juichen, terwijl de tranen in hun oogen kwamen en hun hart van krijgshaftigen trots en glorie bonsde en gloeide.
Dat duurde zoo ettelijke dagen. Toen waren al de troepen weg en 't gewone leven kreeg opnieuw zijn vroegere beteekenis. Wel hielden de oorlogsberichten der couranten er aanhoudende spanning in, doch dat gebeurde nu op verren afstand en van den eigenlijken oorlog was, in de stad die meneer Bollekens bewoonde, voorloopig niets meer te bemerken.
* * * * *
Wat was er dan ook wel veranderd? Feitelijk niets. Meneer Bollekens vader was van zijn eerste emotie heel en al bekomen; meneer Bollekens zoon had zich kunnen overtuigen dat der knappe meid geen ongeval was overkomen; de keukenmeid, een enkel oogenblik van streek toen haar meester zijn avondmaal weigerde, was weer geheel de oude en kookte lekkerder dan ooit te voren; alles, ��lles in hun leven was 't zelfde gebleven en zij gingen zelfs weer geregeld met het rijtuig naar de mooie buitenplaats; niets was veranderd behalve de Rosbach, de vroeger zoo gezellige, nu kort en klein geslagen Rosbach, die met haar dicht-gespijkerde deur en ramen een droevig toonbeeld van vernieling en verlatenheid geworden was.
Bollekens vader en zoon, evenals de dikke notaris, evenals al de andere trouwe stamgasten, waren nu verwoed op de Rosbach, hadden geen woorden van verachting en van haat genoeg om er de Rosbach mee te brandmerken. Die schandelijke spionnen, die gemeene bandieten, wat hadden zij hun trouwe, vaste klanten, die jarenlang hun beste vrienden waren, bedrogen en verraden! Allerlei tegenstrijdige geruchten waren in omloop: de baas en zijn vrouw waren werkelijk g?arresteerd en beiden op een vroegen ochtend in het park gefusilleerd; de baas was g?arresteerd en gefusilleerd, maar zijn vrouw was in vrijheid gelaten; de baas was gevlucht en zijn vrouw was alleen in de kroeg overgebleven waar ze zich verscholen hield. Dat alles werd verteld en niemand wist er 't ware van. De gansche voorgevel van de Rosbach was met een planken beschot afgeslagen en een politiediender hield er streng de wacht voor. Meneer Bollekens vader had hem reeds een paar keer ondervraagd, maar de stugge man liet absoluut niets los. Hij wist in 't geheel niets mee te deelen; zijn opdracht was de Rosbach te bewaken; dat deed hij en verder ging het hem niet
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 58
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.