sluiks. Hij trok zich toen terug op zijn familiefort te Goematti, dat hij nog meer versterkte en tot basis maakte van zijn strooptochten op gouvernementsgebied.
Die werden intusschen zoo talrijk en hadden zooveel succes, dat de indische regeering wel genoodzaakt was, een colonne tegen de boosdoeners uit te zenden onder kolonel Tonnochy, die het bevel voerde over het 53ste Sikh-regiment te Bannoe, met opdracht, het fort eens en voor altijd met den grond gelijk te maken. Voordat het vuur werd geopend, ging Mr. Donald, een hoofdambtenaar, alleen naar de loopgraven van het fort, om met Sailgai en zijn mede verdedigers te onderhandelen. De lange lijst van misdaden kennend, die hem ten laste kon worden gelegd, antwoordde Sailgai, dat hij vastbesloten was, zijn leven zoo duur mogelijk te verkoopen in de vesting, waar hij geboren en grootgebracht was. Tot hun eer moet worden gezegd, dat ze met vuren wachtten, tot de heer Donald bij de zijnen terug was gekeerd. Kolonel Tonnochy bracht de kanonnen tot zestig yards van het fort; maar onder het richten werd hij doodelijk getroffen door een schot van de tegenpartij. Toen de versterking eindelijk genomen was door een bestorming, waren al de gezellen van Sailgai dood en hijzelf was op vier plaatsen gewond. Zoo wist hij zich nog voort te sleepen tot een plek, van waar hij schieten kon op den britschen officier kapitein White, die den aanval leidde, en schoot hem dood, waarna, bijna op hetzelfde oogenblik, de ordannans van den overste aan Sailgai het genadeschot toebracht.
In sommige opzichten heeft de Afghaan zulk een buitensporige ijdelheid in verband met zijn bijzondere opvatting van sjarm, dat hij woedend wordt om een vermeende beleediging en zich soms ten hoogste belachelijk maakt, zoodat hij er zich niet uit kan redden, dan door nog meer van zijn eer te offeren.
Zoo iets had plaats in December 1898. De athletische spelen van de zendingsschool waren aan den gang op de plaats der school, en de staatkundige leiders van de Tochi's en Wano's waren in de buurt vergaderd in een jirgah of bijeenkomst van de vertegenwoordigers der Mahsoeds en Darwesj Khels, afdeelingen van de Waziri's. Plotseling werd er geroepen: "De Waziri's hebben ons aangevallen!" en een oogenblik heerschte er de grootste verwarring. Waziri's zag men de school en de bijgebouwen inloopen, en een groot aantal van de toeschouwers, die naar het spel waren komen kijken, namen overhaast de vlucht. Maar het bleek al spoedig, dat wel verre van ons eenig kwaad te willen doen, de Waziri's er niets mee te maken hadden, maar dat de Mahsoeds vluchtten voor de Darwesj Khels, die hen achtervolgden en hen achterna zetten in de zendingsgebouwen, waar ze een toevlucht hadden gezocht.
De vergadering had een vreedzaam verloop gehad, totdat een Darwesj Khel in zijn gesticulaties te dicht bij den zetel van den politieken ambtenaar kwam. Een Mahsoed, die het oneerbiedig vond, duwde hem weg met onnoodige heftigheid, zoodat de man viel. De Darwesj Khels in zijn buurt vielen den Mahsoed aan, zeiden, dat hij het uit kwaadwilligheid had gedaan en begonnen hem te slaan. In het volgend oogenblik was de heele vergadering slaags geraakt; maar de Mahsoeds, die verre in de minderheid waren, zochten zich door de vlucht te redden, en daar onze gebouwen het naastbij waren, waren ze onceremonieus bij ons binnengevallen, met hun vervolgers achter zich aan. Er kwam gelukkig niets ernstigs uit voort, en beide partijen konden al gauw lachen om hun heethoofdigheid.
Een in het oog vallende karaktertrek van de Afghanen is hun grootspraak; bluffen doen ze graag, en daardoor lijken ze wel eens geduchter, dan ze zijn, voor diegenen, die niet met hun karakter bekend zijn. Hun ruwheid en tyrannie tegenover wie in hun macht is, zijn afstootend; maar tegelijkertijd hebben ze grooten eerbied voor de verpersoonlijking van macht of bruut geweld en worden trouwe en toegewijde aanhangers van wie ze meenen, dat hun meerderen zijn.
Mij is dikwijls gevraagd, of ik geen revolver bij mij droeg, als ik op reis was onder die wilde stammen. Als een zendeling gewapend was, zou dat niet enkel zijn succes in den weg staan, maar het zou een aanhoudend en ernstig gevaar opleveren. Het zou onmogelijk voor hem wezen, steeds op zijn hoede te zijn; er komen tijden, dat hij door vermoeienis of om andere redenen weerloos is in de handen van de menschen, onder wie hij verkeert. Bovendien is er niets, wat een Afghaan zoo vurig wenscht te bezitten als een vuurwapen en dat hij eerder, ook met levensgevaar, zou stelen, en al zou hij den zendeling anders volstrekt geen kwaad willen doen, de mogelijkheid, een goede revolver of een geweer te krijgen, zou een te groote verzoeking zijn, zelfs als hij er bloed voor moest storten. Mijn plan was, mij geheel in hun handen te stellen en hun te toonen, dat ik hen vertrouwde en in hun
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.