Onder de wilde stammen op de grenzen van Afghanistan | Page 7

T.L. Pennell
moordenaars. Indien echter de eene partij zich nog gegriefd acht of
nog niet het volle aantal slachtoffers heeft gemaakt, dat de wet der
wrake eischt, kan de strijd tot in het oneindige worden voortgezet, tot
geheele families bijna uitgeroeid zijn. De wreker zal blijven uitzien
naar een gelegenheid maanden en jaren lang; maar vergeten zal hij niet,
en evenmin zal een ander den gejaagden blik, de schuwe uitdrukking in
de oogen en het zenuwachtig hanteeren van de revolver vergeten,
waardoor zich de man onderscheidt, die weet dat één of meer zulke
wrekers op hem loeren.
Een civiel bestuurder in het Koeramdal bezocht eens een hoofd in het
dorp Shlozan, iemand die, als alle hoofden, een hoogen toren bezat,
waar hij voor zijn vijanden zich veilig kon voelen. Zijn gastheer nam
hem mee naar den toren, na nauwkeurig te hebben onderzocht, of het
venster van de bovenverdieping gesloten was. De ambtenaar, die
meende, dat de man naar het landschap buiten wou kijken, ging heen
om het venster te openen, maar werd haastig en dringend teruggeduwd
door het hoofd, die hem vertelde, dat zijn neef dat raam maanden lang
had bespied in de hoop op een gelegenheid, om hem daar dood te
schieten. De ambtenaar deed geen verdere pogingen, maar eenige
maanden later hoorde hij, dat zijn vriend, het dorpshoofd, de
onvoorzichtigheid had gehad, naar het open venster te gaan, en dat hij
er door zijn neef was doodgeschoten.
De vijandigheid tusschen neven is zoo groot in Afghanistan, dat er een
spreekwijze is ontstaan, waarin wordt gezegd, dat iemand "een even
erge vijand is als een neef". Dat is een gevolg van het feit, dat de
oorzaken van zulke veeten juist dikwijls ontstaan tusschen menschen,
die in familiebetrekking tot elkander staan. Want de aanleidingen van
negentig percent van die twisten worden door de Afghanen gebracht

onder drie rubrieken: zan, zar, en zamin, dat zijn de drie perzische
woorden voor vrouwen, geld en land. Op al die punten zullen neven
eerder met elkander in botsing komen dan vreemdelingen.
Wat de afkomst der Afghanen betreft, wordt er nog al eens gestreden
over de vraag, of ze eigenlijk Joden zijn of niet. Er zijn twee groepen,
de een neemt het als een vaststaand historisch feit aan, dat ze
afstammen van de verloren tien stammen van Israël, en de andere
verwerpt alle israëlietische afstamming, maar neemt wel aan, dat de
Afghanen met het Mohammedanisme ook enkele joodsche
eigenaardigheden hebben overgenomen. Alle waarnemers zijn het er
over eens, dat de gelaatstrekken van de Afghanen iets sterk Joodsch
hebben, en als wij zoo kijken naar de bezoekers van onze
ziekenafdeeling, zien we vaak een of anderen ouden grijsaard van
zuiver afghaansche afkomst, die iemand onwillekeurig zou doen
uitroepen: "Die man zou uitstekend kunnen doorgaan voor een van de
oude patriarchen van de Israëlieten, uit de bijbelsche geschiedenis tot
ons gekomen!"
Alle mohammedaansche volken moeten naar de herkomst van hun
godsdienst veel gebruiken en plichten hebben, die joodsch zijn, want
Mohammed zelf nam die aan van de Joden om hem heen; maar er zijn
er minstens twee, onder Afghanen algemeen en niet bij
mohammedaansche volken in de buurt, die sterk herinneren aan een
joodschen oorsprong. Het eerste hier bedoelde gebruik, dat heel
algemeen is, is het offeren van een dier, meestal een schaap of een geit,
in geval van ziekte, waarbij het bloed van het dier tegen de deurposten
wordt gesprenkeld van den patiënt, zoodat de engel des doods wordt
afgeschrikt.
Het andere gebruik, dat niet zoo algemeen is en schijnt te verdwijnen,
is het beladen van een bok met de zonden van het volk en het uitdrijven
van het dier in de woestijn. Bovendien hebben de Afghanen meer dan
ieder ander volk een liefhebberij voor joodsche namen, namelijk
bijbelsche, en David, Salomo, Abraham, Job, Jacob en veel andere
patriarchen komen dagelijks voor op de lijsten van onze
hospitaal-patiënten. Namen uit het Nieuwe Testament, zooals Mihtar

Esa, dat is koning Jezus, en Simon komen ook wel voor.
Maar een sterk bewijs tegen de joodsche afkomst is het zoo goed als
afwezig zijn van hebreeuwsche woorden in hun taalschat, wat echter
ook voor een deel verklaard kan worden door de vermenging eerst met
chaldeeuwsche en later met arabische elementen. De Waziri's hebben
een overlevering omtrent hun afkomst, die, al mag de gelijkenis met
den bijbel toevallig wezen, wel interessant is, nu men ze aantreft bij
zulk een wild en barbaarsch volk.
Die overlevering is, dat een zekere voorvader twee zoons had, Issa en
Missa, waarschijnlijk Jezus en Mozes, van wie de laatste een herder
was, die eens, toen hij zijn kudden hoedde op de heuvels, een lam had
verloren, dat afgedwaald was en niet kon worden teruggevonden. Missa
liet zijn andere schapen in den steek en ging het verloren schaap zoeken.
Drie dagen en nachten zwierf hij rond in de jungle, zonder
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 40
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.