Onder de wilde stammen op de grenzen van Afghanistan | Page 5

T.L. Pennell
protesteeren en te zeggen, dat wij meer behoefte hadden aan
slaap dan aan een maaltijd, maar dat zou een beleediging zijn geweest
voor zijn gastvrijheid. Dus stonden we vlug op en hielden ons zoo goed
mogelijk, en na een begroeting met de gewone vormen aan weerszijde,
maakten we ons gereed, om eer te doen aan een luisterrijk maal van
gebraden schapevleesch en pulao, voor ons klaar gemaakt.
Bij een reis over de grens had ik op den terugweg naar Bannoe een
geleide van twee dreigend eruit ziende Afghanen, die tot elke misdaad
in staat leken. Ze zorgden echter voor ons naar behooren en brachten
ons veilig te Bannoe. Bij aankomst daar bood ik hun eenig geld als
belooning voor hun geleide; maar ze weigerden het verontwaardigd,
zeggende, dat geld aan te nemen van iemand, die hun gast was geweest,
in strijd zou zijn met de traditie. Dus liet ik hen de rest van den nacht
doorbrengen in het huis van een van mijn helpers-inboorlingen, met
een briefje, om hun een goed maal voor te zetten en ze vroeg in den
morgen naar huis te zenden. Hij gaf hun het maal, maar toen hij den
volgenden morgen opstond, zag hij, dat ze al waren verdwenen met al
zijn goede kleêren.
Onder de Afghanen is diefstal min of meer een verdienste, al naar
gelang van de behendigheid en den moed, die ervoor noodig zijn
geweest, en van het succes bij het ontgaan van vervolging. Twee jaar
geleden bracht een Afghaan zijn dochtertje bij ons voor een
oog-operatie. De operatie was goed gelukt, en de dag kwam, dat het
meisje kon worden ontslagen. De oogen van den Afghaan waren
intusschen gevallen op mijn paard; hij bedacht, hoe bruikbaar de merrie
voor hem zou zijn op zijn tochten, en den avond na zijn vertrek

bemerkten wij, dat hij met een vriend was gekomen en het paard had
gestolen. Ongelukkig voor het succes van de onderneming had hij een
vijand, die, toen er een belooning werd uitgeloofd voor de ontdekking
van den dief, dacht, dat hij zich wel kon verrijken en tegelijk een oude
grief uitwisschen. De schuldige was nu al met zijn buit veilig over de
afghaansche grens gekomen in Khost, en geen uitleveringswetten
gelden daar. Andere leden van den stam woonden in Britsch Indië en
zouden met hun gezinnen naar de bergen trekken bij het toenemen van
de zomerhitte. De deputy-commissioner riep de hoofden van den stam
bij elkander en deelde hun mede, dat als ze niet zorgden voor de
teruggave van de merrie, hij tegen zijn zin genoodzaakt zou zijn,
bevelen te geven, dat ze niet met hun gezinnen in de bergen mochten
trekken. Eerst protesteerden ze, dat ze niets te zeggen hadden over den
dief, dien ze zelf uit den stam hadden gezet, omdat bij een schurk was;
maar toen ze merkten, dat de ambtenaar hen te goed kende, gingen ze
ertoe over, iemand naar Khost te zenden, die met het paard terugkwam.
De man, die door zijn tusschenkomst het dier mij terug gaf, heeft zich
van dien tijd af steeds voorgedaan als mijn weldoener, en verwachtte
allerlei gunsten als loon. De diefstal werd algemeen afgekeurd door den
stam, maar vooral omdat de omstandigheden de mislukking hadden
teweeggebracht.
Bekende dieven en misdadigers hebben vaak van het zendingshospitaal
gebruik gemaakt, als ze leden aan koorts of een andere kwaal, die hen
tijdelijk hinderde, maar natuurlijk kwamen ze onder andere namen en
trachtten ze hun identiteit te verbergen. Het is toch maar te hopen, dat
ze gebruik maken van de toespraken en den goeden raad, die hun
dagelijks worden voorgehouden, terwijl ze onder behandeling zijn.
Soms, zooals in het geval dat ik ga vertellen, wordt hun identiteit
bekend. Eenige jaren geleden lag in "bed 26", het Zuidzeebed, zooals
het genoemd werd, Zaman, een bekende dief, die aan chronische
dysenterie leed en meer dan twee maanden werd behandeld. Hij
sukkelde en het ging op en neer, maar blijkbaar was hij te ver heen,
toen hij werd opgenomen. Hij luisterde aandachtig naar het voorlezen
uit den Bijbel en gaf soms voor, dat hij er in geloofde, maar gaf geen
blijk van berouw over zijn vroeger leven. Maar toen men hem had
voorgehouden, dat er geen kans op herstel was, liet hij een politieman

halen, om dien de namen op te geven van zijn vroegere vrienden,
hopende niet enkel, dat ze gevangen zouden worden genomen en
gestraft, omdat ze hem hadden weggezonden, toen hij te ziek en te
zwak was om hun slechte praktijken mee te bedrijven, maar ook om
een belooning te krijgen voor de verstrekte inlichtingen. Hij ging
langzamerhand achteruit en stierf onder de belijdenis van een geloof in
Christus; maar alleen Hij, die het hart kent, weet wat dat beteekende. Ik
denk niet, dat hij verklikker zou zijn geworden, als niet de
medeplichtigen hem in
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 40
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.