kunstdichter vooraan. Aan deze beweging in verband met den lyrischen trek in den dichter hebben wij Welhaven's natuurpo?zie te danken. De romantische vlucht van de stad en de maatschappij voerde niet alleen naar de boeren en hun bijgeloof, maar ook naar de natuur, naar bosch, veld, berg en heide, en men verbond deze dingen, door de natuur te bevolken met de producten van het bijgeloof. Zoo doen dan deze scheppingen der volksfantasie, als huldren, n?kken, nissen, die thuis hooren in verhalen, zooals Asbj?rnsen ze deed, hun intree in de kunstpo?zie. Welhaven heeft in dit genre veel natuurschilderingen en ook vertellende gedichten, romances, gedicht. En ook hier verloochent zich de ernstige dichter niet, die nooit tevreden was, voor hij het allerbeste geleverd had, waartoe hij in staat was. Natuurlijk is er in deze wijze van dichten ook een element van mode. Aan de menschen, die er mee begonnen, was het als zoodanig niet bewust. Want zij legden in die mythische figuren een dieperen zin. Bij de navolgers wordt dat licht manier, en een volgende periode heeft hiervan weer genoeg gekregen. Maar daarnaar mogen wij de romantische po?zie van een dichter als Welhaven niet beoordeelen. Hij opent de oogen van zijn tijdgenooten voor de natuur; dat anderen, die na hem kwamen, daar ook nog iets anders gevonden hebben, toont slechts, dat de nieuw gevonden bron van po?zie een rijke was, die in de behoefte van meer dan één geslacht kon voorzien.
Zoo is de dichter, die in 1831 en 1834 tegen den nationalen bluf optrad, in een latere periode door de romantiek tot een nationaal man geworden. Maar nationaal op een gansch andere wijze dan de patriotten der vorige generatie.
Wat zijn kunstrichting betreft, laat zich bij Welhaven een zich verwijderen van het realisme waarnemen. Norges D?mring is te gelijk idealistisch en realistisch. Idealistisch is het gedicht door des dichters hooge opvatting van het leven en zijn hoop op een toekomst voor zijn land; realistisch is, tot op zekere hoogte althans, zijn pessimistische werkelijkheidsschildering, ofschoon ook deze niet in bijzonderheden afdaalt. Naarmate Welhaven meer eenzaam werd en zijn troost in eeuwigheidsgedachten zocht, verwijderde hij zich van het leven, en de huldre-romantiek werkte in deze richting mee. Er openbaart zich hier in de romantiek zelf een tegenstelling tusschen twee richtingen. Voor de eene--en dit is de richting der huldre-romantiek--bevat het bijgeloof zelf diepere waarheden,--ook Asbj?rnsen heeft in zijne natuurmythische beschouwingen deze zienswijze gehuldigd,--voor de andere zijn de ware objecten voor onze belangstelling de dragers der bijgeloovige voorstellingen, dus menschen, en deze richting loopt uit op menschenstudie en zoodoende op realisme in den modernen zin. Het is dezen weg, dien Asbj?rnsen in enkele stukken gegaan is. Er ontstond zoodoende een nieuwe tegenstelling, die zich in de volgende periode met kracht zou openbaren. Welhaven's idealisme wordt voortgezet in de richtingen, die tot ca. 1870 domineeren, Asbj?rnsen's realisme in de denkbeelden, die dan plotseling aan alle zijden tot doorbraak komen.
Deze tegenstelling werd in den beginne niet zoo sterk gevoeld; de punten van aanraking treden sterker op den voorgrond dan de punten van verschil. Welhaven heeft zich ook sterk ge?nteresseerd voor de verzamelingen van Asbj?rnsen en Moe en ook wel raad gegeven voor de behandeling der stof. Maar groot is zijn invloed niet geweest. Zijn behandeling der taal was ook een andere. Hij is geen vriend van populaire wendingen. En daarmee gaat zijn sympathie voor Deensche letterkunde en taal gepaard. Zijn taal zelf is het meest Deensche Noorsch van den tijd. Toch ondergaat hij onwillekeurig den invloed van de stof, die hij uit de Noorsche tradities opneemt, en doet hij dus een stap mede in de richting van de vernoorsching der taal, die gedurende de geheele eeuw allengs tot stand kwam. Bij hem bestaat de Noorschheid vooral in den stijl; de woordenkeus blijft in hoofdzaak Deensch.
In 1840 werd Welhaven lector,--later (1846) professor in de philosophie, welk ambt hij tot 1868 bekleedde. Ofschoon hij over het vak, waarin hij aangesteld was, geen werken van beteekenis heeft nagelaten, heeft hij door de macht van zijn persoonlijkheid op het jongere geslacht een sterken invloed geoefend. Als litteratuur-criticus is hij vruchtbaar geweest; hier toont hij zich meer philosoof dan historicus. Daarom geven zijn wetenschappelijke werken ons een duidelijker voorstelling van den blik, dien hij op litteratuur had, dan van de omstandigheden, waaronder andere werken tot stand gekomen zijn. Hij stierf in 1873.
Ook J?rgen Moe, dien wij hierboven als verzamelaar hebben leeren kennen, is als zelfstandig dichter opgetreden. Hij sluit zich geheel bij de natuurromantische richting aan. Zijn gedichten kenmerken zich door eenvoud en religieusiteit.
Natuurgevoel, belangstelling in volksleven, religieusiteit, veelal ook melancholie zijn de romantische trekken van den tijd. Wij vinden deze in verschillende combinaties terug bij de overige schrijvers en dichters der periode. Uit een grooter aantal worden er hier een paar genoemd. Tot de natuurbeschrijvingen moet gerekend worden Bernhard Herre's En J?gers
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.