ben ik met een paar vriendinnen heel dwaas geweest, een tijdje lang. We friseerden ons haar tot ragebollen, kleedden ons in slappe gewaden van damast en brokaat met kolossale pofmouwen en zaten bij elkaar dwaasheden te debiteeren over kunst. We hielden dan eene zonnebloem of een pauweve��r heel gracieus in onze blanke vingertjes en waren allerdolst ... Daarom zegt papa dat. Maar nu ben ik heusch zoo dwaas niet meer: ik ho? alleen veel van lezen en is dat nu zoo "esthetisch"?
En glimlachend zag zij Frank met hare vrijmoedige, heldergrijze oogen aan en haar flink, beslist stemmetje klonk als eene apologie, als vroeg zij vergeving voor hare geleerdheid van zooeven. Hij begreep er uit, dat er niets van eene blauwkous in haar stak, al scheen dit ook om hare deftigheid van zooeven, en hij was zeer verstoord op zichzelven, dat hij had moeten bekennen niets van Spencer te weten; wat zou zij hem dom vinden!
Maar het was een oogenblik, waarop de bekoorlijkheid hunner omgeving hen zoo omtooverde, alsof zij zich in een magnetischen cirkel van sympathie bewogen, waarin vreemde wetten die der gewone natuur overheerschten, iets electrisch snels en etherisch luchtigs ...
Bij het bestijgen van het kronkelend bergpad, bij het zich doortocht banen tusschen de lage kreupelsparren, waarvan het loover in de zon glinsterde als verlakte, groene naalden; bij het inademen dier ijle, bedwelmende lucht, droomde Frank zich, dat hij haar lang kende, dat hij j��ren geleden haar voor het eerst aan een table-d'h?te gezien had, te Drontheim ... Sir Archibald en Bertie, achter hem, waren ver weg, op mijlen afstands, louter herinnering ... Eve's stem huwde zich aan de zijne in eene harmonie van klank, als ware hun telkens hortend gesprek over wat kunst en letterkunde een tweestemmig lied, dat zij beiden zuiver zongen, en Frank erkende vrijmoedig, dat hij weinig las en, wat hij gelezen had, zich nauwlijks heugde. Zij beknorde hem schertsend en haar helder klinkend geluid verschrikte telkens een vogel, die uit het hout wegwiekte. Hij voelde iets in zich vernieuwen en gezond worden, en hij had zijne armen willen openbreiden om de lucht te omhelzen!
II.
Dien avond, teruggekomen van hunne wandeling, na het souper, onder een kop koffie, in den tuin van het h?tel, bespraken zij hunne reisplannen.
--Wij gaan naar Molde! zeide Sir Archibald.
--O, wij ook! sprak Frank.
De oude heer hoopte, dat de jongelui zijne dochter en hem verder zouden gezelschap houden. Frank viel zeer in zijn smaak en ook Bertie vond hij gentlemanlike en onderhoudend: Bertie had veel van Amerika verteld, want hij verheelde niet zijn farmersleven in the Far West, hoewel hij het een weinig idealizeerde en steeds van "zijn farm" sprak. Frank logenstrafte hem nooit.
Nog twee dagen te Drontheim en zij waren geheel en al goede vrienden, met die vertrouwlijke intimiteit, welke op reis, vrij van etiquette, soms met een tooverslag ontstaat; zonder eenige kennis van elkanders karakter, slechts ontspruitend uit een klein beetje onderlinge sympathie en wat toeschietelijkheid: een oppervlakkig gevoel van tijdelijke bekoring, die de le��gte om een reiziger vult. De dag op zee met den stoomer naar Molde was als een pleiziertochtje, niettegenstaande den regen, die hen van boven wegjoeg en, onder een glas champagne, Eve met hare drie heeren in de kajuit een whistje deed slaan.
Maar daarna, in wat doorbrekend, bleek licht, de eindelooze wandeling op het natte dek, steeds op en ne��r. De lage rotsen trokken aan we��rszijden langzaam voorbij, telkens van lijnen veranderend, nu op elkaar sluitend, dan zich openend, mossig bruin dichtbij en verderop zich vergrijzend met flets-roze en flauw-paarse tintspelingen. Na Christiansand weken ze en de, nu hooger op dansende oceaan bloedde in eene glorie der zinkende zon, rood en kogelrond aan de kim. Iedere golf had daar een kam van rood schuim, als stond er de zee in een brand van rood. Terwijl zij wandelden, op en ne��r, lachten Frank en Eve om hunne roode gezichten, twee pioenen gelijk, twee vroolijke maskers, gefardeerd met dat rood van de zon, als grimassen van clowns.
In den nacht kwamen zij te Molde aan en zij zagen het niet, het mooie fjord. Maar den volgenden morgen, daar lag het v����r hen, lang en rank, met een snoer van, aan de toppen besneeuwde, bergen: een gedicht van bergen, een zang van bergen, rein, edel, mooi, streng, verheven, zonder eenig schril effect. De lucht er boven was stil grijs, als een kalme weemoed, en de rust van geheel die atmosfeer klonk als een emotieloos andante.
III.
Toen de oude heer den volgenden morgen eene wandeling naar Moldeho? voorstelde, beweerde Bertie wat mo�� te zijn en zich niet wel te voelen en vroeg vergunning thuis te blijven. De waarheid was, dat het we��r hem niet uitlokkend scheen; dat boven den bergenkrans, die het fjord afsloot, zwaar grauwe wolken dreven, als laag ne��rhangende draperie?n van regen, die weldra dreigden geheel uit hunne donkere plooien
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.