mondingen onderling door armen (antassan) verbonden zijn; men vermoedt zelfs alle. Doorkruisen van het vlakke oerwoud van Frederik-Hendrik eiland. Panorama's en vastlegging van bijna den geheele Zuidrand van het Centrale Gebergte, waaronder de groote sneeuwtop-complexen: Carstensz, Wilhelmina, Juliana, (Luitenants ter zee Van der Ven en Chaillet). Beklimming van den Goliath tot �� 3300 M.
Het detachement werd einde 1913 na be?indiging van zijn taak overgebracht naar den Mamberamo (Pionierbivak) voor de binnenland-exploratie benoorden het Sneeuwgebergte.
West. Ingesteld begin 1910, opgeheven na uitgevoerde opdracht begin 1914. Basis Kaimana. Het van alle kanten doorkruisen van den geheelen "Vogelkop", zooals men het schiereiland noemt links van de lijn Geelvinckbaai-Etnabaai; vergemakkelijkt door den ingesneden vorm van het land en de menigvuldige Papoeapaden, die het bereiken van alle punten mogelijk maakten. Het Zuidelijke schiereiland is niet boven de 800 M. hoog, behalve bij de Wandammenbaai, waar men tot 1200 M. klimt. In het Noordelijke schiereiland echter rijst de 3000 M. hooge Arfak op met de 1900 M. boven zee liggende Anggimeren. De grootste rivier van den (Noordelijken) Vogelkop is de recht Noord-Zuid loopende Kamoendan, die in de Golf van Maccluer uitmondt.
Noord. Aanvang September 1909, ter beschikking van den Assistent-Resident van Manokwari. Basis Hollandiabivak aan de Humboldtbaai, na begin 1912 Manokwari. Tevens belast met de voorloopige maatregelen voor de uitvoering van het Gouvernementsbesluit van Maart 1910: het vaststellen van een natuurlijke grens tusschen Nederlandsch en Duitsch Nieuw-Guinee. In November 1910 kwam het detachement weder beschikbaar voor de systematische exploratie der Noordkust.
In de "Grensregelingsperiode": exploratie van het Tamibekken, het Sentanimeer, het Bewani-gebergte (Mokkofiang) en de Keeromrivier. De laatste werd gevolgd, in de hoop dat zij, zijrivier van de Kaiserin-Augustarivier, Zuidwaarts buigend, met deze een geschikte grensrivier vormen zou; doch zij werd verlaten door den Kapitein Sachse bij het punt Terminus, toen de loop onveranderlijk westelijk bleek. Deze detachementscommandant opperde toen het vermoeden, dat de Keeromrivier de oorsprong van den Mamberamo kon zijn. Belangrijk is ook van dezen tijd de opvaart der Kaiserin-Augusta rivier door den Luitenant ter zee Rambonnet en daarna door de Nederlandsch-Duitsche Grensregelingcommissie in 1910-1911 tot nabij haren oorsprong op ruim 1000 K.M. van de monding.
Na November 1910: exploratie van alle rivieren der Noordkust en van de delta van den Mamberamo. Exploratie van het Arfak- (3000 M.), Weijland- (3750 M.), Gauttier- (2000 M.), Bonggo- (1200 M.) en Cycloopgebergte (2000 M.). Aan den hoogsten top van het Weijlandgebergte, 3750 M., komen samen de hooge ketens van Weijland-, Nassau- en Charles-Louis-Gebergte; van dicht hierbij (3250 M.) werden de Geelvinckbaai en de Indische Oceaan gelijktijdig overzien en kreeg luitenant ter zee Stroeve zijn peilingen tot in den Afrak, voorwaar een schitterend resultaat!
Het detachement voegde zich in Maart 1914, na beeindiging der Noordkust-exploratie, bij het reeds in Pionierbivak gelegerde "Detachement van den Mamberamo", om deel te nemen aan de exploratie van het Binnenland.
Er bleef nu nog over de Exploratie van het Binnenland benoorden het sneeuwgebergte. Hier was de Mamberamo de toegangsweg, Pionierbivak hoofdbivak. Dat deze exploratie zwaar zou worden in vergelijking met die van Noord, West of Zuid, bleek hieruit, dat geen Papoeapaden ten dienste stonden als in West Nieuw-Guinee; dat er ����n weg was, de groote Mamberamo, doch door sterken stroom en versnellingen oneindig veel moeilijker te bevaren dan de vlakte-rivieren der Zuidkust; dat het land ����n dun bevolkt oerwoud was, waar men niet te rekenen had op tuinproducten van de bevolking; en dat de afstanden enorm waren.
Alvorens in de schetsen over die exploratie te schrijven, willen wij nog kortweg recapituleeren en de geschiedenis van den Mamberamo aanvullen. Wij noemen dan:
1826. Ontdekking van de monding door Dumont d'Urville.
1884. Eerste opvaart door van Braam Morris, Resident van Ternate, met de "Havik" tot Havik-eiland.
1900. Idem door de "Camphuijs" (K.P.M.)
1906. Idem door de "Brak" (Gouvernements-Marine) met hetzelfde resultaat, n.l. niet boven Havikeiland.
1909. Door den Commandant van Hr. Ms. "Edi", den Luitenant ter zee Rambonnet, werd met het communicatie vaartuig "Pionier" in Juni-Juli de Mamberamo opgevaren, de versnelling bij Havikeiland zonder bezwaar genomen en bereikt een punt op korten afstand beneden de door hem aldus gedoopte "Marine vallen"; met een prauw verder gegaan door de Marine versnellingen heen en gekomen tot bij de eveneens door hem gedoopte "Edivallen." Bij de terugvaart afgevaren per prauw de Aiberam of Weir, linker delta arm van den Mamberamo.
Uit de rapporten van de vier genoemde opvaarten halen wij nog aan:
"Havik", Juli 1884: "Gedurende de terugreis hebben wij geen malaria-ziekte gehad. Na terugkeer te Ternate echter kregen allen, die de reis mede hadden gemaakt,--ik meen met uitzondering van 2 personen en er waren in 't geheel 38 personen aan boord,--in meer of minder mate een aanval van malaria, echter niet in zoo hevige mate als bij de twee latere reizen het geval schijnt te zijn geweest."
"Camphuys", Januari 1900: "Deze reis was voor de opvarenden vrij noodlottig. Kapitein de Grooth (gezagvoerder) kreeg malaria en beri-beri, evenals de meeste inlandsche opvarenden en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.