Nederlandsche Volkskunde | Page 7

Jos Schrijnen
hun sporen volgen links van den Rijn in de zuidelijke gewesten, en verder in Gelderland, Overijssel, Drente, het Gooi, wanneer wij letten op de grove Germaansche cylinderurnen, die onder Romeinschen invloed steeds meer verwantschap beginnen te vertoonen met de La Tène-kultuur.
Wij kunnen hier drie stammen onderscheiden: de Friezen, Saksers (of Sassen) en Franken.
De Friezen wonen thans vrij onvermengd hoofdzakelijk nog slechts in Friesland met uitzondering van het Bilt, een bedijking in den mond der vroegere Middelzee, door Hollandsche kolonisten bevolkt, en verder van Ooststellingwerf en Weststellingwerf. Ook Schiermonnikoog en Terschelling wordt nog door Friezen bewoond. Maar eertijds reikte hun gebied van de Dollard tot het Zwin, een voormaligen zeeboezem in Zeeuwsch-Vlaanderen. Hun gebied vormde een lang uitgerekte, smalle kleistreek, een kustzoom, zonder geografisch middelpunt: en zoo verklaart men hunne spoedige vermenging en staatkundige versnippering. Friesch leven en Friesche volksaard heerschte dus in de provincies Groningen en Friesland, in het Westen van Drente, Overijssel en Utrecht, in Holland met uitzondering van Kennemerland, waar de Kannenefaten woonden, in Zeeland en het Vrije van Brugge. Sporen van Friesche zeden en taal vindt men nog in ruime mate in Holland, met name bij de landbouwers op de geestgronden. Vgl. Dr. H. Blink, Nederland en zijn bewoners (Amsterdam 1892) III, bl. 143 vlg.
Het begin van den inval der Saksers in ons land kan op grond van archaeologische gegevens gesteld worden op korten tijd na het begin onzer jaartelling: tal van resten van vaatwerk, die een Saksisch karakter vertoonen, zijn gevonden in Twente en Drente, en ook sporadisch verder westwaarts. Deze stammen nu, die na Caesar's tijd ons land van uit het Oosten zijn binnengedrongen, blond en kortschedelig, mogen wellicht niet als zuivere Teutonen (Germanen) worden beschouwd; maar door de Romeinen werden zij steeds bij de Germanen gerekend. Aan hun verwantschap met den beslist-Saksischen stam, die omstreeks de IVe of Ve eeuw binnendrong, is wel niet te twijfelen. Maar Dr. Holwerda noemt ze terecht "proto-Saksers". Zij vestigden zich in de oostelijke streken van Nederland, begrensd door den IJssel, doch drongen verder op.
Hoe sterk de Saksers--in hun geheel genomen--zich over Nederland verspreid hebben, toont o.a. het Saksische vaatwerk, dat men in Drente, Friesland, Overijssel, Gelderland en Limburg vindt. Het zuiverst wordt wel het Saksisch gesproken in de Graafschap, in Salland en Twente. In Twente vindt men ook het sterkst-uitgesproken Saksische karaktertype; en ook daar juist heeft de weefkunst, een Saksische huisindustrie, zich tot grootindustrie ontwikkeld. Saksische mengbevolking, mengkultuur en mengdialekten vindt men in Limburg, Gelderland, Holland, Overijssel en elders.
Overheerschte aan den IJssel het Saksische element, aan den Rijn had het Frankische de bovenhand. Raadselachtig is deze stam, in zoover wèl het bestaan van een Frankisch volk vaststaat, dat zich over een groot deel van West-Europa heeft uitgebreid; maar zijn herkomst ligt in het duister. Omstreeks 300 na Christus vielen zij in het land der Batavers, het eiland tusschen Maas en Rijn. Deze, de vertegenwoordigers van een ouderen Frankischen stam, immers volgens Tacitus verwant met de Chatten, waren het eerst met de Romeinen in aanraking gekomen: reden, waarom zij, hoezeer ook ten onrechte, als de oorspronkelijke bewoners van Nederland werden beschouwd.
De Franken woonden in het begin hoofdzakelijk in Salland. In de IVe eeuw nestelden zij zich in Toxandri? om naderhand verder door te dringen naar het zuiden. De Frankische grens in Belgi? vormt ook de zuidelijke grens van het Nederlandsche taalgebied. Zij is nauwkeurig vastgesteld door Prof. G. Kurth, La frontière linguistique en Belgique et dans le Nord de la France (Bruxelles 1898). Ongeveer volgt zij de groote Romeinsche heirbaan van Boulogne over Castellum Menapiorum (Cassel, in Fransch-Vlaanderen), Tornacum (Doornik) en Aduatica Tungrorum (Tongeren) naar Keulen.
Nakomelingen van den Frankischen stam vindt men heden ten dage hoofdzakelijk in Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Zuid- en Noord- Brabant, Belgisch en Nederlandsch Limburg, in het zuidelijk gedeelte van Gelderland, Lijmers, Betuwe, Land van Maas en Waal, Tielerwaard, Bommelerwaard en het Rijk van Nijmegen, in de Alblasserwaard en de Vijf Heerenlanden (prov. Zuid-Holland) en in het grootste gedeelte van Utrecht. In Zuid-Limburg wonen de afstammelingen der Ripuarische Franken: de Usipeten, Tenkteren, Brukteren, Sunucers en Eburonen, die vanaf de IVe eeuw hun woonplaatsen aan de boorden van den Rijn (van waar hun naam) verlaten hadden, om zich op beide Maasoevers te vestigen.
Van de Noord-Nederlandsche steden zijn volgens Blink Deventer en Zutfen wel de meest Saksische, 's-Hertogenbosch de meest Frankische, Leeuwarden de meest Friesche.
Op de Veluwe stooten de drie stammen: Friezen, Saksers en Franken aan elkaar. In het Westen van het land heeft meestal vermenging van het Friesch met het Frankisch, in het Oosten van het Friesch met het Saksisch, en van het Saksisch met het Frankisch plaats gehad.
4. Machtige invloed op volkswezen en volkskultuur is uitgeoefend door de Romeinen. Toen deze veroverend ons land binnenrukten, vonden zij daar Germaansche, Kelto-Germaansche en Keltische volksgroepen. Ten noorden van den Rijn en op de eilanden aan de monding woonden
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 229
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.