Naar het middelpunt der Aarde | Page 4

Jules Gabriel Verne
de 2000 talen en 4000 tongvallen, die op de oppervlakte der aarde in gebruik zijn, niet vloeiend, maar hij wist er toch aardig wat van.
Toen deze moeielijkheid zich opdeed, was hij op het punt zich aan al de onstuimigheid van zijn karakter over te geven en ik voorzag een heftig tooneel, toen het twee uur sloeg op het kleine uurwerk op den schoorsteenmantel.
Dadelijk opende de goede Martha de deur van het vertrek, zeggende: "De soep staat op tafel."
"De drommel hale de soep," riep mijn oom, "en haar, die ze gekookt heeft, en hen, die ze zullen eten!"
Martha vluchtte, ik ijlde haar achterna, en zonder te weten hoe, zat ik op mijne gewone plaats in de eetzaal.
Ik wachtte eenige oogenblikken. De professor kwam niet. Dit was de eerste keer, voorzoover ik wist, dat hij bij het middagmaal gemist werd. En welk een kostelijk middagmaal! eene groentesoep, een spekpannekoek met zuring bestrooid met notemuskaat, een kalfsnierstuk met ingelegde pruimen, en tot nagerecht garnalen met suiker, alles besproeid met lekkeren Moezelwijn.
Zooveel kostte dat oude papier aan mijn oom. In mijne hoedanigheid van liefhebbenden neef meende ik inderdaad verplicht te zijn om voor hem en mij te eten, hetgeen ik ook met de grootste nauwgezetheid deed.
"Ik heb nooit zoo iets gezien!" zeide de goede Martha onder het bedienen. "Mijnheer Lidenbrock niet aan tafel!"
"Het is haast ongelooflijk."
"Dat voorspelt de eene of andere gewichtige gebeurtenis!" hernam de oude meid het hoofd schuddende.
Mijns inziens voorspelde het niets anders dan een heftig tooneel, als mijn oom zijn middagmaal verdwenen zou zien.
Ik peuzelde juist mijne laaste garnaal op, toen eene bulderende stem mij aan de genoegens van het nagerecht ontrukte. In een sprong was ik uit de zaal in het studeervertrek.

HOOFDSTUK III
Een runisch handschrift.--Uitleg van het alphabet--Het geheimschrift.--Een geleerd man.--Nichtje Graeuben.--Ontcijfering van het dokument.--Einde der ontcijfering.
"Het is stellig runisch," zeide de professor zijne wenkbrauwen fronsende. "Maar er schuilt een geheim achter, dat ik ontdekken zal, of...."
Een driftig gebaar gaf zijne bedoeling genoegzaam te kennen.
"Ga daar zitten," voegde hij er bij, terwijl hij met zijne vuist de tafel aanwees, "en schrijf."
In een oogenblik was ik gereed.
"Nu zal ik u iedere letter van ons alphabet opnoemen, die met eene van deze ijslandsche letters overeenkomt. Wij zullen zien wat dat geeft. Maar, bij St. Michael! pas op, dat ge u niet vergist."
De opnoeming begon. Ik deed mijn uiterste best; de eene letter werd na de andere opgenoemd en vormde zoo de onverstaanbare opeenvolging der volgende woorden:

m.rnlls esreuel seeJde sgtssmf unteief niedrke kt,samn atrateS Saodrrn emtnaI nuaect rrilSa Atvaar nscrc ieaabs ccdrmi eeutul frantu dt,iac oseibo KediiI
Toen dit werk af was, nam mijn oom driftig het blad, waarop ik geschreven had, en bekeek het lang met aandacht.
"Wat beteekent dat?" herhaalde hij werktuigelijk.
Op mijne eer, ik zou het hem niet hebben kunnen zeggen. Daarenboven ondervroeg hij mij ook dienaangaande niet en ging voort met tot zich zelven te spreken.
"Dat noemen wij geheimschrift," zeide hij, "waarvan de zin verborgen is onder letters, die opzettelijk verkeerd geplaatst zijn en die ordelijk geschikt een verstaanbaren zin zouden opleveren! En wanneer ik bedenk, dat daarin misschien de verklaring of de aanwijzing eener groote ontdekking is opgesloten!"
Ik voor mij dacht wel, dat er niets in opgesloten was, maar hield mijne meening voorzichtig voor mij.
Daarop nam de professor het boek en het perkament en vergeleek ze met elkander.
"Deze twee geschriften zijn niet van dezelfde hand," zeide hij; "het geheimschrift is jonger dan het boek, en ik zie daarvan terstond een onwraakbaar bewijs. Inderdaad, de eerste letter is eene dubbele M, die men te vergeefs in het boek van Turleson zou zoeken, want zij werd eerst in de 14de eeuw bij het ijslandsche alphabet gevoegd. Derhalve liggen er minstens 200 jaar tusschen het handschrift en het document."
Dat scheen mij, ik erken het, vrij logisch te zijn.
"Dus word ik er toe gebracht," hernam mijn oom, "om te denken, dat een der bezitters van dit boek deze geheimzinnige teekens heeft geschreven. Maar, voor den drommel! wie was die bezitter? Zou hij zijn naam niet ergens op dit handschrift gezet hebben?"
Mijn oom nam zijn bril af, kreeg een sterke loep en onderzocht nauwkeurig de eerste bladzijden van het boek. Op de keerzijde van de tweede, die van den voortitel, ontdekte hij een soort van vlek, die er op het oog als eene inktvlek uitzag. Intusschen onderscheidde men, als men het van nabij bezag, eenige half uitgewischte teekens. Mijn oom begreep, dat de hoofdzaak daar zat; hij bleef dus op de vlek turen en met behulp van zijne groote loep, bespeurde hij eindelijk de bijgaande teekens, runische letters, die hij zonder aarzelen las:
[AFBEELDING]
"Arne Saknussemm!" riep hij op een zegepralenden toon, "maar dat is een naam en wel een ijslandsche naam! die van een geleerde uit de 16de eeuw, van een beroemden goudmaker!"
Ik zag mijn oom met zekere bewondering aan.
"Die goudmakers," hernam hij, "Avicenne, Bacon, Lulle,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 91
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.