standaards van sommige nomen de afbeeldingen van nog andere voorwerpen, behalve die van dieren werden vereerd en als goden werden beschouwd, of dat zij de symbolen van goden zijn geworden, die in hun gedaante werden vereerd.
Zoo beeldde men op sommige standaards heuvels, pijlen, visschen en andere dingen af. Dr. Budge meent, dat deze voorwerpen niet van fetischistischen, of totemistischen, oorsprong kunnen zijn. Dr. Budge kan, om een voorbeeld te noemen, er geen verklaring voor vinden, dat drie heuvels met een of anderen god in verbinding kunnen staan.
Dit is echter een mythologisch probleem, dat niet zeer lastig op te lossen is. In verschillende deelen der wereld zijn bergtoppen, hetzij afzonderlijk, hetzij groepsgewijze, voorwerpen van directe vereering; een berg kan vereerd worden, omdat hij de woonplaats van een god is; dit kan zijn om zich zelf, zooals bijv. de Olympus, de Sina? en de berg Karmel, welke later de verheven woonplaats van goden werden, of zij kunnen ook vereerd worden, omdat zij de geboorteplaatsen van bepaalde stammen zijn.
Zoo b.v. had in het oude Peru, zooals de Indische schrijver Salcamayhua ons vertelt, iedere plaatselijke tribus haar z.g. paccarisca of geboorteplaats, en velen van dezen waren bergen, welke door de inboorlingen onder de volgende versregel werden aangesproken:
"Gij zijt mijn geboorteplaats, Gij zijt mijn levenslente, Bescherm mij tegen den boozen demon, O paccarisca!"
Natuurlijk waren deze bergen tevens plaatsen, waar een orakel was gevestigd, evenals die, welke op de Egyptische standaards waren afgebeeld. Dat zij als orakels werden vereerd alleen om de plaats zelf en niet als de verblijfplaats van een godheid, kan men wellicht hieruit bewijzen, dat zij, liever dan de godheid, op de standaards werden afgebeeld.
Evenmin kan Dr. Budge op mythologische gronden een verklaring vinden voor de afbeelding van twee pijlen, met de inkervingen naar elkaar toe gericht en met een dubbele punt naar buiten gekeerd. Pijlen van deze soort komen als fetisch veelvuldig voor, in alle deelen der wereld. Onder de Indianen in de Plains is een getal van vier pijlen, welke heelende kracht bezitten, een palladium van den stam en zij verzekeren, dat zij dezen vanaf het begin der wereld hebben gehad; jaarlijks worden dezen bij ceremonies in hun stam gebruikt, zoo kortelings nog in het jaar 1904.
Zij hadden zelfs een plechtigheid, welke het vastmaken der pijlen werd genoemd, door bepaalde priesters, voor dit doel aangewezen, verricht, die deze fetisch moesten bewaken. [4]
Er zijn echter nog veel meer andere, overtuigende bewijzen voor de totemistische natuur van een groot aantal Egyptische godheden. Het is b.v. duidelijk, dat Bast, die met den kop van een kat wordt afgebeeld, en die eerst in de gedaante van een kat werd vereerd, oorspronkelijk een kat-totem was. De krokodil was de incarnatie van den god Sebek en woonde in een meer in de buurt van Krokodilopolis.
Ra en Horus worden met een havikkop afgebeeld en Thoth met den kop van een ibis; Anubis heeft het hoofd van een jakhals. Dat sommige van deze gestalten totemistisch waren, is niet te betwijfelen. Het was echter een totemisme, dat in verval was en hierbij was het oorspronkelijk geloof geconcentreerd op bepaalde dieren, welke men als goddelijk beschouwde, totems, welke godheden waren geworden, van vleugels voorzien.
De Egyptenaren droegen standaards, waarop hun totemistische dieren waren voorgesteld, evenals de inboorlingen van Upper-Darling hun totems op hun schilden graveeren, of zooals verschillende Amerikaansche stammen in oorlogstijd stokken dragen, waaraan stukken boomschors zijn bevestigd, op welke men de totems van dieren heeft geschilderd.
Diodorus heeft een bericht, waarbij op de bescherming door een totem wordt gezinspeeld. Hij vertelt, dat er in Egypte een verhaal de ronde deed, dat een der oude koningen door een krokodil van den dood was gered. Tenslotte werden in eenige nomen van Egypte bepaalde dieren door de inwoners niet als spijs genuttigd. Dit is ongetwijfeld een aanwijzing van het bestaan van totemisme en geen meer overtuigend bewijs kan men hiervoor aanwijzen.
Daarentegen is er geen enkele reden om te vermoeden, dat in later tijd in Egypte alleen dieren zijn vereerd om totemistische redenen. Het kan zijn, dat de latere dierenvereering een overblijfsel van totemisme is geweest, doch het is meer waarschijnlijk, dat deze zuiver symbolisch van karakter is geweest.
Juist wanneer de gewone vormen van vereering en geloof, welke met het totemisme verbonden zijn, tenslotte herzien worden, kan het totem dier zijn dierlijke gestalte behouden, en in plaats daarvan neemt dit een halfmenschelijke gedaante aan.
Er is een hit-totem, welke door een bepaalde stam van Noord-Amerika wordt vereerd; deze maakt op het oogenblik een evolutie door en is een godheid geworden, met vleugels voorzien, maar toch heeft hij nog steeds zijn gestalte van paard behouden.
Verder is het gemak, waarmede de Egyptische goden zichzelf in dieren kunnen veranderen, door middel van tooverformules [5], in verschillende gevallen een evident bewijs voor hun totemistischen oorsprong.
Er is gezegd, dat niet alleen afzonderlijke dieren, maar alle dieren van een klasse in sommige
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.