Vele goden beeldt men af met die fetischen, van welke zij waarschijnlijk zijn afgeleid. Zoo zijn de pijl van Neith even zoo goed (deze opvatting zal ik later trachten te bewijzen) als de symbolen van Min en andere godheden, overblijfselen van het fetischisme.
Fetischisme (elders [3] gaf ik hierover een meer uitgebreide beschrijving) is een term, welke men gebruikt voor groote of kleine voorwerpen, door de natuur gevormd, of kunstmatig vervaardigd, van welke men zich voorstelt, dat zij een bewustzijn, een wil en bovennatuurlijke eigenschappen bezitten, kortom, een fetisch is de woning van een wandelenden geest, welke zich in haar heeft gevestigd.
De overblijfselen van fetischisme kan men nog bespeuren in de amuletten, welke door ieder Egyptenaar, hetzij dood of levend, werden gedragen. Alle amuletten behooren tot de natuur der fetischen en dikwijls hoort men de bewering, dat het geluk in haar huist.
Evenals de onbeschaafde volken gelooven aan een krachtigen invloed, welke het welzijn van den mensch op het oog heeft, zoo kan zelfs een beschaafd man niet geheel en al de gedachte van zich afzetten, dat èèn of ander voorwerp, aan zijn horlogeketting bevestigd, niet een aangeboren eigenschap bezit, om geluk aan te brengen.
Verscheidene van deze amuletten zijn de zinnebeeldige voorstellingen van godheden, zoo b.v. de afbeelding van een gesp, welke het symbool is van Isis' bescherming, van het heilig oog, als voorstelling van Horus; zoo kan wellicht het symbool der evenwijdige vingers een herinnering zijn aan de fetischistische halssnoeren van vingers, welke men bij verschillende woeste volken heeft gevonden.
Verscheidene Egyptologen ontkennen, dat het totemisme, als een kracht, in de godsdienst van het oude Egypte zijn intrede heeft gedaan.
Men kan het totemisme definieeren als de erkenning en de werking van de denkbeeldige, mystieke betrekking van een persoon, of een geheele familie, tot de bovennatuurlijke machten of geesten, welke hem omringen.
Terwijl de fetisch in zeker opzicht de dienaar van haar eigenaar is, een geest, welke naderbij gelokt is om in een voorwerp te wonen, ten einde het bevel van een enkel persoon, of een gemeenschap, uit te voeren, is de totem, of tot één persoon, of tot een familie behoorende, een patroon en een beschermer en wordt dikwijls in de gedaante van een dier, of een plant, voorgesteld.
Het fundamenteele verschil tusschen de persoonlijke totem en die van een familie is nog niet geheel opgehelderd, maar het zal voor ons doel voldoende zijn de laatste te behandelen.
De meest bekende tegenstander van de theorie, dat sommige godheden van het oude Egypte van totemistischen oorsprong waren is Dr. E.A. Wallis Budge, de welbekende Egyptoloog.
In zijn werk getiteld: "Gods of the Egyptians" zegt hij o.a. het volgende: "Het schijnt nu over het algemeen door de ethnologen te worden aangenomen, dat er drie hoofdoorzaken waren, welke de menschen tot het aanbidden van dieren heeft gevoerd; zij hebben hen n.l. of aangebeden als dieren, of als wezens, waarin een godheid huisde, of als vertegenwoordigers van de stamvaders der familie.
Er is geen enkele reden om er aan te twijfelen, dat de oudste Egyptenaren, in het neolithisch tijdvak, de dieren in hun kwaliteit van dieren en als niet anders hebben vereerd".
Geen van de bovengenoemde stellingen komt de definitie van het totemisme nabij. De theorie, dat de totem een stamvader der familie is, wordt thans betwijfeld. Dr. Budge gaat daarna aldus voort: "De vraag of de Egyptenaren dieren aanbaden, als representanten van stamvaders of totems, heeft tot vele discussies aanleiding gegeven en men kan zich daarover niet verbazen, want het onderwerp is zeer lastig.
Wij weten, dat op verscheidene standaards, welke de nomen van Egypte voorstellen, afbeeldingen van vogels en andere dieren voorkomen, o.a. van een havik, een stier, een haas enz. Doch het is niet duidelijk, of men de bedoeling heeft gehad door deze afbeeldingen "totems" aan te duiden, of niet.
De afbeelding van een vogel of een ander dier, dat zich boven op een standaard van den nome bevond, was niet bedoeld als fetisch of stamvader, maar slechts als een wezen, dat als een godheid werd beschouwd, onder wier bescherming de bevolking van een bepaalde streek was geplaatst en wij mogen aannemen, dat het niet geoorloofd was, binnen de grenzen van dat gebied een zoodanigen vogel of een dergelijk dier te dooden". Totems worden altijd gedragen op banieren, stokken en schilden en het is door de wet verboden hen te dooden. Hij stelt dan vast, dat de theorie over de totems eenige opheldering kan brengen bij bepaalde feiten, welke met de dierenvereering van verschillende woeste en half-beschaafde stammen in eenige deelen der wereld in verband staan, maar het kan niet in de bedoeling van den schrijver liggen, ons een uitlegging van de dierenvereering der Egyptenaren te geven.
Waarom, kan men vragen, zou Egypte alleen van den invloed van het totemisme bevrijd zijn gebleven? Dr. Budge vervolgt en heeft hierbij de bedoeling, de geheele theorie over de totems te weerleggen, dat op de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.