worden met verbazing vervuld door de toovermacht van vossen en katten; en de geschiedenis van "Ho?chi-zonder-ooren" en van den lijken-etenden priester zijn treffende voorbeelden van het samengaan van het betooverende met het afschuwelijke. In het ����ne verhaal lachen wij om de grappen van een ketel, die kunsten vertoont, en in het andere worden wij bijna tot tranen toe bewogen, als wij van een ouden Japanschen beddedeken lezen, die fluisterde: "Mijn Oudere Broeder is waarschijnlijk koud? Ja, je bent waarschijnlijk koud?"
Er zijn reeds verschillende boeken met Japansche sprookjes verschenen, maar nooit hebben wij tot nu toe een boek gehad, dat een zoo omvattende studie gaf over de mythen en legenden van een land, dat zoo rijk is aan wonderlijke en schoone overleveringen, en het is te hopen, dat het hier gegeven boek, het resultaat van veel heerlijken arbeid, een werkelijke bijdrage tot dit onderwerp zal zijn. Wij hebben geen poging gewaagd om een volledige verzameling Japansche mythen en legenden te verzamelen, omdat het aantal van deze als het ware ontelbaar is; maar wij hebben getracht met overleg een keuze te doen, die een juist denkbeeld van die mythen zal geven, en vele van de verhalen, in dit boek zullen voor de meeste lezers wel nieuw zijn.
Lafcadio Hearn schrijft in ����n van zijn brieven: "De sprookjeswereld pakte mijn ziel weer aan, zacht en liefelijk--zooals een kind een vlinder aanpakt", en als ook wij ons in dien geest indenken, zullen wij reizen naar het Land der Goden, waar de groote Kobo Daishi op de lucht en op het stroomende water, en zelfs op onze harten iets van de tooverkracht en de po?zie van Oud Japan zal schrijven. Met Kobo Daishi tot gids zullen wij het verrijzen van den berg Fuji bijwonen, zullen wij wandelen in het Paleis van den Zeekoning en in het Land der Eeuwige jeugd, zullen wij de gevechten van machtige helden aanschouwen, luisteren naar de wijsheid van heiligen, de Hemelsche Rivier overtrekken op een brug van vogels, en ons, als wij vermoeid zijn, koesteren in de lange mouw van den eeuwiglachenden Jizo.
HOOFDSTUK I. HET TIJDPERK DER GODEN.
In het begin.
Volgens de overlevering waren in het eerste begin "Hemel en Aarde nog niet gescheiden, en de In en Yo nog niet verdeeld." Dit doet ons denken aan andere verhalen omtrent het ontstaan der wereld. De In en Yo, die overeenkomen met de Chineesche Yang en Yin, waren het mannelijke en het vrouwelijke beginsel. Het was voor de oude Japansche schrijvers gemakkelijker, zich de schepping voor te stellen in termen, die niet zeer afweken van die, waarin zij zich de schepping voorstelden. In de Polynesische fabelleer vinden wij tamelijk wel dezelfde opvatting, waar Rangi en Papa Hemel en Aarde voorstellen; andere hiermede overeenkomende opvattingen worden ook gevonden in Egyptische en andere scheppingsverhalen. In bijna alle verhalen zien wij, hoe de mannelijke en de vrouwelijke beginsels een in het oog loopende, en trouwens ook zeer rationeele plaats innemen. In de Nihongi wordt ons medegedeeld, dat die mannelijke en vrouwelijke beginsels "een chaotische massa vormden als een ei, dat duister bepaalde grenzen had en kiemen bevatte." Op een zeker oogenblik kwam dat ei tot leven, en het zuiverder en helderder gedeelte kwam er uit te voorschijn en vormde den Hemel, terwijl het zwaardere element zich afzette en de Aarde werd, hetgeen vergeleken werd "bij het drijven van een visch, die dartelt op de oppervlakte van het water." Een geheimzinnige gedaante, die geleek op een riethalm, kwam plotseling te voorschijn tusschen Hemel en Aarde, en veranderde even plotseling in een God, Kuni-toko-tachi genaamd. Wij kunnen de overige goddelijke geboorten overslaan, totdat wij komen aan de gewichtige godheden, bekend als Izanagi en Izanami. ("De man, die uitnoodigt" en "de vrouw, die uitnoodigt"). Hierover is een verrukkelijke mythe gesponnen.
Izanagi en Izanami.
Izanagi en Izanami stonden op de Drijvende Brug van den Hemel en zagen in den afgrond neer. Zij vroegen elkander, of er ver beneden de groote Drijvende Brug een land gelegen was. Zij namen het besluit, daarnaar onderzoek te doen. Om dit te doen, lieten zij een juweelen speer neer en vonden zij den oceaan. Toen zij de speer iets optilden, droop er water af, dat stolde en het eiland Onogoro-jima ("Plotseling bevroren eiland") werd.
Beide godheden daalden naar dat eiland af. Kort daarna verlangden zij man en vrouw te worden, hoewel zij uit den aard der zaak broeder en zuster waren; maar die bloedverwantschap is in het oosten nooit een reden geweest, die het huwelijk belette. De godheden richtten daarom een pilaar op het eiland op. Izanagi liep den ����nen kant er omheen, Izanami den anderen kant. Toen zij elkander tegenkwamen, zeide Izanami: "Wat heerlijk! Ik heb een bekoorlijken jongeling ontmoet." Men zou gedacht hebben, dat een dergelijke na?eve opmerking Izanagi genoegen zou hebben gedaan; maar hij werd er juist erg boos over, en hij antwoordde: "Ik ben
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.