Multatuli | Page 5

J. Van den Bergh van Eysinga
gemoederen bezig hield. Ze hebben ook druk getheologiseerd: Van der Hoeven zou theoloog worden, en is in Utrecht Remonstrantsch predikant geweest.
D. D. heeft een godsdienstige opvoeding genoten en omstreeks 1830 beteekent een godsdienstige een orthodoxe opvoeding. Reeds als kind zijn de dogmatische voorstellingen geen klanken voor hem: de vrees voor hel en verdoemenis lééft in hem. En omdat die geloofsvoorstellingen hem boeien, doet hij kinderlijk-na?eve vragen die soms zeer oneerbiedig klinken. Zij spruiten geenszins voort uit onbewusten twijfel, maar integendeel uit een kinderlijk-ernstig godsdienstig gevoel. Zoo vroeg hij aan de baker of God ooit jong was geweest en of ze Hem had gekend zonder baard... Maar de baker berispte hem en dreigde met de verdoemenis, zoodat 't kind zijn zucht naar kennis smoorde met de vrees, dat de aarde zich voor zijn voet zou openen en hem zou verzwelgen.
Eens had hij in een speelsche bui op Gods neus een bril geteekend: en toen heeft hij gesidderd voor de trompet der diligence, die hem in de ooren klonk als de bazuin der kinderen Assurs, door God te hulp geroepen om zijn kinderlijke euveldaad te wreken.
Met zijn vragen kan hij het zijn predikant op de catechisatie lastig genoeg maken; daar hij 't niet met zichzelf eens was heeft hij zich niet laten doopen--zijn ouders waren Doopsgezind--; maar van twijfel, van ongeloof was toen nog geen sprake.
Vóór zijn achttiende jaar heeft hij zich al bezondigd aan het maken van verzen: in een gedicht De Schaatsen bezong hij de genoegens van wintersport en van vertellingen bij den huiselijken haard om te eindigen met een sentimenteele aansporing om het leed van den arme te verzachten met een beroep op... hemelsche vergelding!
Veel vlotter en beter is de berijmde vertaling van Andrieux' De Molenaar van Sans-Souci, een berijming, waaraan hij trouwens later nog veel verbeterd heeft. De grondgedachte van dit vers vinden we in een van de fijnste hoofdstukken der Millioenenstudi?n terug: Vieux Delft en moraal. Zoo sterk zijn de indrukken van 't geen hij in zijn jonge jaren las, dat de herinnering er aan in later jaren telkens terugkeert.
De achttienjarige besluit zijn gedicht over de bekende anecdote van Frederik den Grooten met de regels:
Zie: een landschap wordt gestolen, En een molen blijft gespaard.
En 35 jaar later schrijft hij: "Zou ook niet hier alweer alles in alles zijn? Onbeschaamdheid in pudeur? Kemels in muggen? Gestolen landschappen in gespaarde molens?"
Uit deze verzen blijkt, dat de achttienjarige Douwes Dekker, wat literaire smaak betreft, op een lijn stond met de almanakschrijvers dier dagen. Dat hij Jean Paul leest is een belofte voor de toekomst.
Zijn moeder en broeder lieten De Schaatsen in een almanak opnemen: dit deed Eduard, die toen al in Indi? was, aangenaam aan. Doch gelukkig voor zijne ontwikkeling en voor die onzer letterkunde zat hij in Indi? buiten 't bereik van almanakredacties en letterlievende genootschappen. Zoo is zijn onvaste smaak er voor behoed om door onbevoegden lof en aanmoediging voor goed bedorven te worden.

INDISCHE LEERJAREN (1838-1845).
Met het schip, waarop zijn vader kapitein en zijn broeder Jan stuurman was, ging Eduard op zijn achttiende jaar naar Indi?. Door een verlof van drie jaren onderbroken is hij daar zeventien jaar geweest: de jaren van zijn intellectueele en innerlijke vorming brengt hij door ver van Holland. Hij is daardoor afgesneden van de Hollandsche cultuur. Zijn vader weet hem geplaatst te krijgen als klerk zonder bezoldiging bij de Algemeene Rekenkamer. Zijn loopbaan is de eerste jaren zeer voorspoedig. Na zes weken reeds ontvangt hij salaris. In een officieele missieve van 10 April 1839 lezen we dat hij "een zeer bekwaam onderwijs genoten heeft," en "ofschoon jong van jaren, de verwachting doet koesteren, dat hij tot een bekwaam ambtenaar zal kunnen worden opgeleid." En het blijkt, dat andere departementen hem voordeelige aanbiedingen hebben gedaan.
Een jaar na zijn komst in Indi? wordt hij dan ook al benoemd tot kommies 2de klasse; hij onderscheid zich niet alleen door vlijt en werkzaamheid, maar ook geeft hij "de onbetwistbaarste bewijzen van vlugheid, doorzicht en kunde, in al hetgeen hem wordt opgedragen."
Na het neerdrukkend bestaan van jongste bediende op de Keizersgracht--waar het opgedragen werk steeds verre bleef beneden zijn kennen en kunnen--was de arbeid in de Indische regeeringsbureaux eene verademing: hier kregen ook beginnelingen werk, waar iets van te maken viel. Voor wie toonde te willen werken, was er kans op snelle bevordering.
Niet alleen in de bureaux, ook in de samenleving van Batavia heeft de jonge Douwes Dekker snel zijn weg gevonden: van het neerdrukkend gevoel maar een burgerjongen te zijn, voelt hij zich bevrijd. Hij werd gewaardeerd als een geestig en ontwikkeld jongmensch, die niet gewoon was zijn chefs, die hij niet lijden mocht te sparen. Maar het gezellige leven is duur--hij verspeelde met biljarten wel eens f 100 per week [2]--en een goed financier is Douwes Dekker nooit geweest! Om zijne schulden (ruim f 2000) te
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 50
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.