inlandschen arbeider spreekt uit zijne missive over de pepercultuur: de stand van zaken is daar "allerellendigst", maar: "De arbeiders hebben gebrek aan behoorlijk voedsel! Ik weet niet in hoeverre deze omstandigheid in dienst een reden tot verschooning kan daarstellen van achterlijkheid in het vervullen der op ondergeschikten rustende verpligtingen, doch dat is zeker dat het mij in gemoede moeijelijk zoude vallen menschen tot werken aan te zetten voor ik mij verzekerd konde houden dat het allernoodigste tot levensonderhoud in genoegzame mate voorhanden was. Rijst is op het oogenblik voor de arbeiders in de pepertuinen niet te verkrijgen, men voedt zich sober met Inlandsche oebi en Pisang, die overigens nog niet eens in genoegzame hoeveelheid aanhanden is." Hij meent in de geknakte ��nergie de oorzaak der werkeloosheid te hebben gevonden: en deze moet worden opgewekt door "voor den arbeider eene meer lagchende toekomst, een vrolijker vooruitzigt daar te stellen, en in dit geval een aanvang te maken met hem te voeden." Zijn chef bericht hem koeltjes, dat de Hoofden moeten worden aangespoord deze hunne plicht na te komen! Vielen werkzaamheden voor het gouvernement verricht tegen en klaagden de belanghebbenden, dan was de jonge controleur al te gauw geneigd, meer te betalen dan de reglementen toestonden.
Na een half jaar zijn de aanmerkingen op zijn administratie zoo talrijk, dat de gouverneur, generaal Michiels, hem dreigt met overplaatsing, "zoo hij nog langer achterlijk is in het tijdig genoeg afleggen van zijne geldelijke en materieele verantwoording." En als de resident na een maand bericht zend, dat "de controleur voornoemd een halsstarrigheid en kwade wil aan den dag legt, die afkeuring en bestraffing verdienen," wordt Douwes Dekker ter beschikking gesteld van den resident der Padangsche Bovenlanden. Hij verlaat Natal met een schuld aan 't gouvernement van f 1350: dit kastekort was louter het gevolg van slordig beheer, van ongeauthoriseerde uitgaven, van opgeloopen boeten; zelfs zijn chef, die hem allerminst welgezind was, heeft er niet aan gedacht hem van oneerlijkheid te verdenken. De gouverneur echter was buitengewoon verstoord over zooveel nonchalance in dienstzaken en heeft hem onbillijk streng behandeld. Tot overmaat van ramp werd na zijn vertrek uit Natal nog een belangrijk tekort ontdekt, doordat een wissel, van ruim f 8000 voor ruim f 2000 minder was geboekt. Generaal Michiels verdacht D. D. nu van ontrouw en suspendeerde hem; zoo heeft hij een jaar lang te Padang, welke plaats hij niet verlaten mocht, moeten leven zonder inkomsten. Haast niemand wilde of durfde om eigen carri��re met hem omgaan, omdat hij onder verdenking van diefstal stond en in ongenade bij den despotischen Michiels was gevallen. Zijn verzoek om in Natal zelf de zaak van den wissel te mogen onderzoeken werd hem geweigerd. En zoo is deze zaak nooit opgehelderd. In zijn ambtelijk schrijven hierover lezen we: "Ik moet volmondig bekennen de zaak in kwestie niet ten mijnen voordeele te kunnen ophelderen; ik hoop dat deze of gene onvoorziene omstandigheid in den vervolge de zaak tot klaarheid brengen zal. Voorloopig vergenoeg ik mij met de mededeeling dat particuliere omstandigheden van ernstigen aard het mij onmogelijk maken mij de bijzonderheden die de afgave van den wissel hebben vergezeld, te herinneren."
Aan Tine schrijft hij later, dat hij bestolen is. "Was ik dan zoo slordig, dat ik mij bestelen liet? Ik was krankzinnig na het lezen der advertentie in de courant dat mijn meisje met een ander getrouwd was. Eene kas van f 100.000 was onder opzicht van eenen inlandschen schrijver. Ik bemoeide mij met niets." [5]
Caroline huwde 5 Januari 1843 te Samarang en de fatale wissel werd geboekt op 3 Mei 1843. Nu is het zeer onwaarschijnlijk, dat couranten pas na 4 maanden Natal bereikten. Bovendien is de wisselpost door D. D. zelven behandeld en geboekt en niet door een inlandsch bediende. Het bedrag van de kas is ook sterk overdreven, want in de geheele maand Mei 1843 bedragen de ingekomen gelden plus het aanwezige saldo een kleine f 35.000, dus nog lang geen f 100.000 [6].
In de Max Havelaar is dit voorval in het hero?sche omgewerkt: daar vertelt Max, hoe zulke fouten begaan waren op oogenblikken, dat hij--dikwijls in levensgevaar--ver van de kas, het beheer had moeten toevertrouwen aan anderen. "Als er door slordigheid of verzuim eenige duizenden tekort waren in mijn beheer, noem ik dit op-zich-zelf geen kleinigheid. Maar als deze duizenden ontbraken tengevolge van mijn gelukte pogingen om den opstand te voorkomen, die de streek van Mandheling dreigde in vuur en vlam te zetten, en de Atjineezen te doen terugkeeren in de vesten waaruit wij hen pas met veel opoffering van geld en volk hadden verjaagd, dan vervalt het gewicht van zoodanig te-kort, en 't werd zelfs reeds eenigszins onbillijk de terugbetaling daarvan opteleggen aan iemand die oneindig grooter belangen gered had." In een brief aan den Gouverneur-Generaal van 2 Febr. 1846 gewaagt hij slechts van spanning in
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.