der gedachte: in Napoleon eert hij, dat wat Rousseau groot maakte; en hij beseft het manco van den denker: de daad ontbreekt. In later jaren, als hij door zijn woord, door zijne idee?n duizenden meesleept, droomt hij van wereldsche macht, van een keizerrijk van Insulinde. Als hij machtig inwerkt op den geest zijner landgenooten, betreurt hij het, dat de macht hem ontbreekt, allerlei practische hervormingen in te voeren. De tragiek dezer vergissing openbaart zich al in een zijner eerste stukken!
In zijn Natalsche maanden is hij vervuld van drang tot daden; hij heeft veelomvattende plannen: hij wil een haven te Natal laten aanleggen om het uit zijn isolement op te heffen. Maar zijn chefs zijn niet gediend van de grootsche plannen van den jongen controleur, zij eischen nauwkeurige administratie in de eerste plaats. Hierdoor voelt D. D. zich gekrenkt in zijn ijdelheid: terwijl hij zich droomde regelaar van een zonnestelsel, was 't hard voor hem nog zoo weinig te beteekenen dat hij niet eens een haven kon laten maken, waar hij wilde. D. D. heeft voor de zelfstandige bestuursmacht zijn plichten als ondergeschikt ambtenaar verwaarloosd: al zijn lijden op Sumatra is hieraan toe te schrijven, dat hij als besturend ambtenaar zich inderdaad bestuurder, vorst der onder hem gestelde bevolking voelde, maar dat hij als ambtenaar telkens faalde. Hij had zeer vele en uiteenloopende functies te vervullen: hij was zelfstandig bestuurder en inspecteur der pepervelden, politiehoofd, politierechter, voorzitter van den rapat (= inlandsche rechtbank), vendumeester, beheerder van het gouvernements-provisie- en zoutpakhuis, ontvanger van de tolrechten, postmeester, agent van de Padangsche wees- en boedelkamer en voorts was hij belast met het toezicht op 's lands gebouwen en openbare werken!
Al die administraties en kassen moesten nauwkeurig worden bij- en uit elkaar gehouden. De streek was bovendien pas tot rust gebracht. Onder zijn voorganger was een complot ontdekt om oproer te maken en den controleur te vermoorden. Intriges van inlandsche hoofden maakte de berechting van zulke quaesties hoogst moeilijk. Met een paar Inlandsche Hoofden was hij z����r bevriend en vertrouwde hen volkomen. Zoo kwam het, dat hij in allerlei intriges van inlanders de zaak door hun oogen bezag en den gouverneur tegenwerkte, die zijn vrienden afzette en verbande; dit heeft de stemming van gouverneur Michiels ten zijnen opzichte niet beter gemaakt. Dreigende oproeren, die hem noopten, dikwijls ver van zijn kas te vertoeven, voerde hij dan ook als verontschuldiging aan voor zijn slordig bijgehouden administratie. Uit het Natalsche archief blijkt echter niets van dien voorkomen opstand en ook het genoemde complot is gebleken een verzinsel van inlanders te zijn; maar Douwes Dekker zag met romantische verbeelding het gevaar van opstand, van moord dreigen en dat was voor zijn psychisch evenwicht niet bevorderlijk: het versterkte hem in de hero?sche opvatting zijner taak en maakte hem nog ongeschikter voor het accuraat beheer van de gelden, het zout en de rijst van het gouvernement.
Talrijk zijn de aanmerkingen op zijn administratie: telkens moet hij tekorten bijpassen, boeten betalen. In zijn ambtelijke antwoorden teekent zich de Havelaar-figuur al af: als de reglementen voor een goed transport toestaan f 12 voor drie koelies en f 4 voor een conducteur in rekening te brengen, terwijl ook al onder zijn voorgangers, de conducteur f 8 kreeg, terwijl er maar 2 koelies waren, was D. D. er niet toe te bewegen de declaratie reglementair in te richten. "Ik wilde en kon niet zeggen, dat ik f 4 voor een conducteur betaalde, want het was eene onwaarheid! Ik mogt niet 3 koelies opbrengen waar ik slechts 2 betaalde, want het ware een logen geweest! Ik zal er trotsch op zijn met de telkenreize voorkomende vergoeding van f 4 belast te worden, omdat ik niet wilde liegen, waartoe mijne voorgangers zich door den drang der omstandigheden hadden laten dwingen." En als hij berispt wordt, omdat hij prauwhuur inplaats van de reglementair toegestane scheepsruimte en tafelgelden, declareert, antwoordt hij: "Indien er bepalingen bestaan die de verzaking der waarheid vorderen dan zijn dezelve voor mij van geene kracht. Ik acht de waarheid hooger dan het Staatsblad en geef openlijk deze verklaring al zoude mijne ongeschiktheid tot ambtenaar als een onmiddellijk gevolg dier verzekering beschouwd worden."
De toon zijner verantwoording is scherp, soms pathetisch. Als hij er kans toe ziet, schrijft hij graag een hatelijkheid aan den steeds aanmerkingen makenden chef. In een verslag over een inspectie van de pepertuinen weet hij zijn chef mee te deelen, dat deze de hoofdpaden bij zijn inspectie niet had verlaten, maar dat hij zich niet bepaald (heeft) tot het waarnemen der langs de hoofdpaden aangeplante ranken, maar (zich) ginds en herwaarts van den weg af begeven (heeft). Waardoor hem bleek dat zijn oordeel over de aanplantingen nog verreweg ongunstiger is, dan dat van zijn chef. Zulke opmerkingen maakten zijn chef niet zachtzinniger in diens oordeel over de talrijke overtredingen der reglementen.
Medegevoel met den
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.