Met een der stoomers van de Maatschappij Nederland naar Genua | Page 9

J. Craandijk
machtig is de indruk van de schoonheid der
Portugeesche kust, die wij langs en van de rivier, die wij opvaren, eer
Lissabon zelf zich aan het oog vertoont.
Vroeg zijn wij reeds aan dek. Visschersscheepjes met driekantige witte
zeilen kondigen de nabijheid van het land reeds op eenigen afstand aan.
't Is aanvankelijk nog door de morgennevelen omsluierd, maar allengs
treden hooge bergen daaruit te voorschijn en hoemeer wij naderen, des
te krachtiger teekenen zij zich boven de optrekkende dampen af. De
zon breekt door, wij mogen ze "begroeten met liefde en lust."
Estremadura's bergvalleien, Waar, door de lente altijd gekust, Het
aardrijk nooit van 't bloemenspreien, Of 't loof van 't vruchtendragen
rust.
Om de bloemen op de velden, het rijpend ooft aan de boomen te
onderscheiden, moge de afstand wat te groot zijn, rijk geschakeerd is
het landschap, dat zich in 't voorbijvaren voor ons ontrolt. Nevens steile
rotswanden, forsch uit zee oprijzend, zijn 't groene hellingen, met
akkers en weiden en bosschen, met witte huizen, kasteelen en
kerktorens bezaaid en bekroond, en daarachter hooge, donkere
berggevaarten hun stout gevormde toppen verheffend. Tegen de uiterste
westpunt van Portugal, Kaap Roca, die wel in de oudheid den naam
Magnum Promentorium--het groote voorgebergte--dragen mocht, stuift
wild de branding op. Aan de overzijde der ruime baai, waarin wij
komen, vertoont zich van verre Kaap Espichel. De loodskotter met zijn
beide masten komt aanzeilen en de loods beklimt uit zijn jol ons dek.
Als voorbereiding voor zijn verschijning heeft de hofmeester nogmaals
sigaren en wat dies meer zij, waarvan de invoer streng verboden is,
opgevraagd en verzegeld.

Voorbij Kaap Roca wenden wij oostwaarts en varen dicht langs de kust,
want aan die zijde stroomt de Taag in de baai. Aan den anderen kant
wordt haar loop gestuit door een lage, zandige landtong, die zich uit de
zuidkust ver naar voren dringt. Aan schepen, die met vreedzame
bedoelingen komen, wijst een lichttoren den ingang van het aldus over
een aanmerkelijke lengte verengde vaarwater; een toren op een eilandje,
Torre de Bugio, beschermt dien tegen een vijandelijken aanval,
gesteund door forten aan den tegenover liggenden kant. Lissabon zelf is
nog niet te zien. Aan de noordzijde der baai, straks van wat wij "het
kanaal" zouden kunnen noemen, strekken zich golvende hoogten uit,
ernstig en liefelijk tevens, met stroeve rotswanden en weelderig groene
hellingen, waar overal stadjes en dorpjes, landhoeven, kloosters,
paleizen tooverachtig glanzen in het morgenlicht, waar rijen cypressen
en windmolens op de hoogvlakten zijn geschaard, van waar de 400 M.
hooge rots Cintra met zijn koningsburcht ver uitziet over de zee. Daar
ligt aan den voet van 't gebergte de schoone toren van Belem, met
tinnen en hangtorentjes, daar spiegelen oorlogschepen, passagiers en
vrachtbooten in den stroom, daar rijzen ranke fabrieksschoorsteenen op,
en daar opent zich een panorama van wonderbare heerlijkheid. Aan de
noordzijde van een prachtige, ruime watervlakte, aan alle zijden door
bergen ingesloten, vol van schepen van allerlei aard, ligt de groote stad
met haar buitenwijken, wijd uitgebreid en opklimmend tegen de
hoogten, die zij met haar tallooze gebouwen bedekt--een panorama van
wonderbare heerlijkheid!
Onze boot blijft op stroom liggen tegenover een groot, aan de
rivierzijde open plein, Praça de Commercio, aan drie zijden ingesloten
door kloeke gebouwen met gaanderijen en een fraaien triomfboog aan
de stadszijde. Het ruiterstandbeeld van D. José I staat in het midden van
dezen sierlijken ingang der stad. Aan wal gaan is nog niet geoorloofd,
maar dat is geen groote schade, waar 't oog niet verzadigd wordt van
het rondzien in het schoone stuk wereld, waarvan wij het middenpunt
zijn. Een stoombarkas brengt de douanen aan boord, kleine nette
kereltjes in grijze uniformen, die er geducht genoeg uitzien met hun
sabels, karabijnen en revolvers, maar niettemin zeer welwillend zijn.
Een hunner noemt mij de namen van enkele gebouwen daar ginds: het
hooggelegen kazerneachtige koninklijk paleis, de Kloosterkerk van St.

Vincent da fora, waar de Braganza's in hun praalgraven rusten, van
verre de groote Arena voor de stierengevechten. Den naam van een
kerk, met de fraaie ruïne van een Grothisch koor, die wij reeds bij het
naderen van Lissabon hadden opgemerkt en sedert nog meer dan eens
op een afstand zagen, heb ik nog steeds niet kunnen ontdekken. In geen
enkele beschrijving van de merkwaardigheden der stad heb ik dien
gevonden.
Daar de Willem II voor de eerste maal Lissabon aandoet, missen de
opvarenden nog de plaatselijke kennis, om ons van dienst te kunnen
zijn bij den tocht door de stad, waartoe wij ons opmaken, zoodra 't
verlof daartoe gegeven is. Een "ontdekkingstocht" was het, want de
zeer bruikbare, zij 't dan ook wel wat op langer vertoef berekende
Illustrirter Führer durch Lissabon kwam mij eerst later in handen. [3]
De scheepstrap is uitgebracht; 't gezelschap, waarmede wij de stad
zouden bezoeken, daalt af in een stoombootje, de Castor.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 18
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.