is er niet.'--'Ja,' antwoordde mijn kameraad, 'Danilo is er niet.'--'Dat is een dag verloren.'--'Ja, verloren,' antwoordde hij, 'maar wat is er aan te doen?'--'Je kan niet alles vooruit weten.'--'Nee,' antwoordde mijn kameraad, 'je kan niet alles vooruit weten.'--'Maar hoe moet het nu met de markt van morgen?'"
"Zal je nu ook eens ophouden, kanalje?" riep de man met het roode gezicht. "Verraders! Ik ken die voorgewende onnoozelheid wel. Soldaten! bindt die schurken, en stevig ook."
Dit was gauw gebeurd: Andry Kroek en Semene Vorosjilo waren in een oogwenk gebonden en gekneveld.
Op dit oogenblik trad de heer des huizes binnen.
"Wie ben je?" brulde de man met het roode gezicht, die blijkbaar het opperhoofd van den troep was. "Hoe heeft men je hier binnengelaten?"
"Ik ben de eigenaar van deze hut, Mijnheer!" antwoordde Danilo, terwijl hij groette. "Ik kom zooeven thuis."
"Heidaar, mannen! Zet schildwachten voor de deur, en laat niemand er uit of in. Hoor je?" zei de officier tegen zijn manschappen. Vervolgens wendde hij zich tot Danilo met de woorden:
"Als je je leven op prijs stelt, antwoord mij dan. Waar is de bandiet, dien wij zoeken? Laat je antwoord duidelijk zijn, Judas! Als je maar wat om de zaak heenpraat, dan schiet ik je neer. Weet dus, wat je doet. Waar is de Zaporoger?"
"De Zaporoger?" antwoordde Danilo verwonderd. "Het is voor de eerste maal, dat ik dien naam hoor. Ik ken geen Zaporoger."
"Maak dat aan anderen wijs!" schreeuwde de officier. "Wil je mij wijs maken, dat je de bandieten niet kent, die je opstoken? Die Zaporoger is in het land, hij is hier binnengegaan; waar is hij? Beken het dadelijk, of ik steek je nest in brand en laat er jou met je vrouw en je kinderen in braden."
"Mijnheer!" antwoordde Danilo, "ik verzeker u, dat ik nooit heb hooren spreken over dengene, dien u daar genoemd hebt."
"Wil je niet spreken? ook goed! Je zaak is duidelijk!" En zich tot Vorosjilo en Andry Kroek wendende, zei hij tot hen: "Schurken, jullie kennen dien Zaporoger, dien de duivel hale, zeker ook niet?"
"Ik vraag u wel excuus, Mijnheer!" antwoordde Semene Vorosjilo, die meer dood dan levend scheen, "en ik..."
"Stotter niet zoo, ezel!"
"Ik heb hem gezien."
"Heb je hem gezien en heb je het niet dadelijk gezegd, verrader?"
"Ik durfde het niet doen, Mijnheer! en verder..."
"En verder, kerel?"
"En verder was hij al weg."
"Waar had je hem gezien?"
"Op de ossenmarkt te Frosny, Mijnheer!"
"Wien had hij bij zich?"
"Een grooten hond, Mijnheer! een grooten, zwarten, mooien hond, van echt ras, die tegen iedereen blafte en die..."
"Domkop! je bent zelf een hond! Er is geen sprake van den hond, maar van den baas en van de schurken van jou soort. Die Zaporoger was zeker niet alleen, een troep deugnieten volgde hem, is 't niet?"
"Een troep deugnieten, Mijnheer! Welke troep?"
"Liep er niet een troep mannen en vrouwen achter hem?"
"Ja, Mijnheer! een heele troep. Men duwde elkaar, men schreeuwde."
"De namen?..."
"Welke namen, Mijnheer?"
"De namen van hen, die achter hem liepen."
"Maar het was een troep, Mijnheer! niets dan een troep."
"Domme ezel!"
"Zie je niet," zei de andere officier, "dat deze kerel idioot is? Je verliest je tijd met hem."
"Ik verwonder mij over jou," zeide een derde officier, die gedurende dit geheele tooneel was blijven zitten. "Waar is die overhaasting goed voor? Hebben wij den tijd niet om dien ezel in hechtenis te nemen? Is er bij niets meer haast dan bij het fusileeren van hem? Als hij ons ontsnapt is, dan zal het toch niet voor lang zijn. Vergeet je, dat wij sedert vanmorgen als gekken rondloopen zonder te eten en te drinken, en dat het niet gezond is, een leege maag te hebben? Het ziet er in dit huisje prettig uit; zou je er wat op tegen hebben, hier eens lekker te eten? Na een maaltijd zullen wij des te beter geschikt zijn om de jacht op de bandieten te hervatten. Hemelsche goedheid! je ziet zoo rood als een kalkoensche haan! Heb je de aanbevelingen van den dokter vergeten: 'Geen aandoeningen, geen toorn, eene gematigde beweging, geregelde maaltijden!' En je arme vrouw, die mij zoo plechtig heeft laten beloven, dat ik over je zou waken en dat ik voor je zou zorgen als een broeder, zij zou er alles behalve mee ingenomen zijn, als zij had kunnen zien, aan welk eene onzinnige woede je je overgeeft..."
"Zwijg!" hernam de man met het roode gezicht. "Zwijg,--en laat ons een avondmaal gebruiken."
En, zich tot Danilo wendende, vervolgde hij:
"Heb je het gehoord? Al het eten, dat er in je provisiekast is, moet binnen twee minuten op deze tafel staan... binnen twee minuten, hoor!" En hij gaf op de tafel een slag met de vuist, die het huis op zijne grondvesten deed trillen.
"Odarka," zeide Danilo tegen zijn vrouw, "haast je wat!"
Odarka ging heen en nam haar beide jongens op haar armen met zich mee; de oudste stribbelde tegen, hij wilde zijn vader niet
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.