spreken voort te gaan, toen hij eensklaps achter in het vertrek twee fonkelende oogen op zich gevestigd zag, die zijn woorden schenen te verslinden. Hij wilde opstaan en er naar toe gaan, toen hij tot zijn verwondering bemerkte, dat die twee fonkelende oogen toebehoorden aan een eenvoudig en bevallig kind, dat, in een donkeren hoek der kamer verscholen, hem als een betooverde vogel aankeek.
Danilo had den blik van den afgezant gevolgd en ontdekte het meisje dat zijn aandacht getrokken had.
"Het is mijn dochter," zeide hij, "mijn dapper kind." Hij riep haar "Maroessia, kom eens hier!"
Maroessia kwam.
Het was een echt Ukrainisch meisje met zware oogleden en met wangen, die door de zon gebruind waren, een echt type van haar ras. Zij droeg naar de wijze des lands een geborduurd hemd, een donkerblauwe jurk en een rooden gordel; hare prachtige blonde lokken hingen in zware vlechten neer, en, ofschoon gevlochten, golfden zij toch nog en schitterden als zijde.
"Maroessia!" zei haar vader, "heb je ons gesprek afgeluisterd?"
"Ik wilde het niet afluisteren," antwoordde Maroessia. "Maar onwillekeurig drongen de woorden tot mijn ooren door, en toen begon ik scherper te luisteren."
"En wat heb je dan gehoord, mijn kind?"
"Ik heb alles gehoord."
Hare stem klonk welluidend.
"Vertel me dan eens, wat je gehoord hebt, m'n kind."
De fonkelende oogen van Maroessia wendden zich naar den afgezant van de Setsj, toen zij zei:
"Ik heb begrepen, dat het noodig was, dat de groote vriend van dezen avond erg gauw in Tsjigirine kwam, en dat het voor het welzijn van de Ukraine noodig was, dat hij den hetman kon zien en spreken."
"Dan heb je alles gehoord en begrepen," zeide Danilo. "Maar luister eens, Maroessia! Van wat je gehoord hebt, mag je tegen niemand een woord zeggen. Als iemand je er naar vraagt, dan weet je niets. Begrijp je, wat een geheim is?"
"Dat is iets, dat je nooit verraden mag," zei het kind.
"Welnu," zei de vader op een ernstigen toon, "je bent nu in het bezit van een geheim."
"Ja, vader!" zei Maroessia.
Danilo sprak er niet meer over. Maroessia behoefde niets te beloven, maar er lag in die twee woorden: "Ja, vader!" door het meisje gesproken, op dien toon al een belofte.
"Waar is je moeder?" vroeg Danilo.
"Zij maakt het avondeten klaar."
"Ga haar zeggen, dat je broertjes in slaap gevallen zijn."
Maroessia ging naar de deur, maar op het oogenblik, waarop zij deze zou opendoen, bleef zij plotseling staan luisteren naar een zonderling gedruisch, dat zich buiten deed hooren. Men zou gezegd hebben, dat het ruiters waren, die in de richting van het huis kwamen aanrijden. Plotseling nam dit gedruisch toe; kreten en vloeken vermengden zich al met het gehinnik der paarden. In een oogenblik was het een rumoer, alsof er een heele afdeeling kwam aanstormen.
De deur van de kamer werd opengedaan. De vrouw des huizes vertoonde zich op den drempel; ze zag zoo wit als een doek.
"Het zijn soldaten," zeide zij, "een escadron, misschien wel een regiment. Zij zijn er al...
"Wij moeten ons kalm houden," zei Danilo vastberaden.
De afgezant van de Setsj was opgestaan, maar zonder overhaasting; de anderen deden hetzelfde. Geen enkel woord werd er gesproken, ieder dacht na.
De moeder van Maroessia onderzocht, of de deur wel goed gesloten was, en met den rug tegen den deurpost leunende, wachtte zij de bevelen van haar man af. Maroessia was naast haar moeder gaan staan. Haar lippen waren een beetje bleek, maar haar gezicht was kalm.
"Vorosjilo en Kroek," zeide Danilo, "jullie moeten slapen. Mijn vrouw en mijn dochter zijn met naaiwerk bezig; ik ben niet thuis. Ik ben op bezoek bij een vriend. Vorosjilo en Kroek waren hier gekomen, om ossen van mij te koopen, zij hebben misschien wat te veel gedronken, zij snorken, terwijl zij op mij wachten... Het is er maar om te doen, tijd te winnen."
Zich vervolgens tot den afgezant van de Setsj wendende, zei hij:
"Alleen het voorgedeelte van het huis is bezet; het keukenraam komt in den tuin uit. Volg mij!"
Dat alles was zoo vlug in zijn werk gegaan, als een verandering van tooneel, waarvoor de toebereidselen vooraf gemaakt zijn. De beide mannen lagen even gerust op de banken te slapen, als de beide knaapjes. De vrouw des huizes en haar dochter naaiden. Danilo en de afgezant waren verdwenen.
"Stijgt af en klopt op de deur!" schreeuwde een ruwe stem van buiten.
"Slaat die deur maar in!" riep een andere stem, gebiedender dan de eerste.
De vrouw des huizes ging, zonder haar naaiwerk neer te leggen, naar het raam toe.
"Wie is daar? Wat wilt u?" zei ze met een stem, waarin geen enkele trilling te hooren was.
Maar in plaats van een antwoord, vlogen er een paar ruiten van het raam in stukken, en onmiddellijk daarop kwam er een ruw gezicht, rood van toorn, met een zwaren snorbaard, door de gebroken ruiten kijken en wierp naar alle hoeken van de kamer norsche en wantrouwende blikken.
"Wat heb
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.