Danilo eens waren. De oogen van den reiziger vestigden zich een oogenblik op het onbeweeglijke gezicht van Danilo, vervolgens op de niet minder onbeweeglijke gezichten van zijn vrienden. Een enkele blik van zijn doordringende oogen was voldoende om hun het bewijs te leveren, dat hij gewoon was, het gevaar te verachten, en dat hij de behendigheid had om desnoods de slagen af te weren, die men hem toebracht.
"En toch moet ik er naar toe," zeide hij na eenige oogenblikken, "en wel regelrecht en langs den korsten weg."
"Regelrecht naar Tsjigirine?" antwoordde Andry Kroek. "Op dit oogenblik bestaat daar geen kans op."
"Is het nog ver?" vroeg de reiziger.
"De lengte van den weg doet er voor hem, die goede beenen heeft, weinig toe, als de weg maar goed is," zeide Semene Vorosjilo, "maar al was deze ook nog zoo kort, wat doet dat er toe, als hij toch onbegaanbaar is?"
Bij het uitspreken van deze woorden sloeg Semene Vorosjilo een blik op den reiziger.
"Het staat niet altijd aan ons, reizigers," antwoordde de onbekende, "den aangenaamsten weg te kiezen. Bij gebrek van een goeden, moeten wij ons met een slechteren tevreden stellen; maar als er eenmaal bepaald is, dat men ergens zal komen, is er geen terugkrabbelen mogelijk. Maar hij die zich een veiligen gids of een trouwen reisgenoot weet te verschaffen, is goed af! Ik wil het niet voor u verbergen; het is mij meer dan eens gebeurd dat ik, op het oogenblik, waarop ik er het minst aan dacht, maar er het meest behoefte aan had, een trouwen kameraad gevonden heb."
Bij deze woorden van den vreemdeling richtten Danilo en zijn beide vrienden het hoofd op.
"Wat U zegt is waar," antwoordde Danilo; "een dappere metgezel, op wien men staat kan maken, is goud waard."
"Het ontbreekt in de Ukraine niet aan vastberaden mannen," zei Andry Kroek. "In dit opzicht kan ik zeggen, dat geen land ons vaderland overtreft."
"Goed geantwoord, Kroek!" zeide Danilo. "De Polen kunnen er zich op beroemen, dat zij onverschrokken heeren hebben, de Turken schitterende sultans, de Moscoviten slimme en knappe mannen; wat ons betreft, wij kunnen één ding verklaren, dat tegen al het andere opweegt, en wel dat wij broeders zijn."
"Op eenige uitzonderingen na heeft u gelijk," antwoordde de reiziger.
"Op de beste velden vindt men wel een enkel onkruidje," liet Danilo hierop terstond volgen. "Is de tarwe daarom minder goed?"
"Nee, zeker niet," zeide Vorosjilo. "Maar ... er is iets, dat niet mag worden voorbijgezien."
"En dat is?" vroeg de reiziger.
"Dat men niet altijd de tarwe van het onkruid kan onderscheiden. Wie een zwarte kap draagt, is niet altijd een monnik."
"Een goede herder herkent zijn schapen, zelfs onder een wolfshuid!" antwoordde de vreemdeling.
Er heerschte een diep stilzwijgen; men keek elkander nog eenmaal aan; woorden waren overbodig.
"Broeders,!" zei plotseling de reiziger, "de inwoners van de Setsj bieden u achting en vriendschap aan. Ik ben hun afgezant. Ik ga naar Tsjigirine."
"Wij zijn tot uw orders; wij zijn uw vrienden," zeiden de drie Ukraini?rs als uit één mond.
"Wat hebben jullie mij te vertellen? Wat weten jullie? Wat valt er hier voor?" vroeg de afgezant van de Setsj.
"Niets goeds," antwoordde Danilo. "De een heeft een verbond van vriendschap met de Moscoviten gesloten; de ander is misschien op dit oogenblik met de Polen in onderhandeling, nadat hij de Turken vruchteloos uitgenoodigd heeft, hem te hulp te komen."
"Ja, het is maar al te waar!" zuchtten de vrienden van Danilo en hun manlijke gezichten drukten diepe smart uit.
"Dat is voor mij een reden te meer om naar Tsjigirine te gaan," antwoordde de afgezant van de Setsj, "en liefst zonder tijd te verliezen."
"Alle wegen zijn afgesneden," antwoordde Vorosjilo.
"En de weg naar Gonna?"
"Door de Moscoviten bezet en in staat van verdediging gebracht."
De afgezant begon na te denken, niet over de bezwaren, maar over het middel om zijn doel te bereiken.
"Wij, kozakken van de Setsj," zeide hij eindelijk, "wij zijn noch voor de Moscoviten, noch voor de Polen. Wij zijn voor de Ukraini?rs. Jullie begrijpen dus wel, dat ik naar Tsjigirine mòet. Van jullie beide opperhoofden heeft de een zich verkocht, naar men zegt ... maar de ander?"
"De ander, de hetman Petro Dorosjenko," zeide Kroek, "is een eerlijk man."
"Dat weet ik," zei de afgezant. "Maar omdat hij trotsch, hartstochtelijk en te overijld is, vrees ik, dat hij, terwijl hij de Ukraine wil redden, haar in het verderf stort. In zijn verbittering tegen de Russen vergeet hij, dat wij nog andere vijanden hebben. Hij is op het punt om een dwaasheid te begaan en van den regen in den drup te komen. Ik ben uitgestuurd om hem dit te beletten;--maar om daarin te slagen, moet ik hem zien en spreken. Als ik draalde..."
Hier zweeg de afgezant en keek om zich heen. De vrouw des huizes was nog afwezig, twee kleine jongens sliepen rustig op een breede bank. Hij was op het punt om weer met
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.