naar de deur om open te doen. Zijn
gasten en zijn vrienden staken hun pijpen op en begonnen te rooken.
Weer deed zich een luid geklop op de ruiten hooren. De rookers
huiverden, de kinderen keken elkander aan. Danilo deed de deur half
open.
"Wie klopt daar?" vroeg hij.
Eene stem, een krachtige en mannelijke stem antwoordde, dat een
verdwaalde reiziger gastvrijheid vroeg.
"Wees welkom!" zeide Danilo en hij deed de deur wijd open, terwijl hij
den reiziger uitnoodigde om binnen te komen.
Men zag enkele sterren, een koude avondwind drong in de warme
kamer door; vervolgens vertoonde zich op den drempel een man, die
een rijzige gestalte had; hij was genoodzaakt z'n hoofd te buigen, om
binnen te kunnen komen.
Zijn gezicht was een van die edele, waarop de onverschilligste blikken
zich met een plotseling gevoel van achting vestigen. Zijn groote
gestalte was sierlijk en lenig. Zijn heele voorkomen verried kalmte en
sterkte; maar het meest vielen zijn oogen op, zwarte oogen, die fel
schitterden.
Danilo en zijn vrienden waren door dat alles getroffen; maar de
Ukrainiërs kunnen hun gewaarwordingen voor zich zelf houden, en zij
lieten er dan ook niets van blijken. Zij ontvingen den reiziger, zooals
iedere reiziger in een fatsoenlijk huis moet ontvangen worden, met
hartelijkheid en voorkomendheid. Men verzocht hem, bij de tafel plaats
te nemen, en haastte zich, hem iets aan te bieden.
De reiziger bleek een eenvoudig en beschaafd man te zijn. Omdat hij
een onbekende was en bijgevolg geen recht had om zich met de
bijzondere belangen van zijn gastheer en diens vrienden te bemoeien,
trachtte hij zich niet op den voorgrond te plaatsen. Hij vertelde niet,
zooals anderen dit zouden gedaan hebben, zijn avonturen. Hij meende
vreemdelingen geen deelgenoot te moeten maken van zijn plannen, als
hij die tenminste had. Hij deed geen vragen en antwoordde slechts met
weinig woorden. Als hij sprak, dan was het over onderwerpen, die op
dit oogenblik allen bezighielden: over de rampen van het land, over de
verbrande steden, over de verwoeste velden, die hij op zijn weg had
gezien. Danilo en zijn vrienden volgden zijn voorbeeld. Zij vroegen
zich waarschijnlijk wel af, waar hij vandaan kwam en waar hij naar toe
ging, en ook in welk land hij geboren was; maar omdat hij dat niet zei,
vroegen ze 't hem niet. Men merkte wel, dat hij, ofschoon nog jong,
veel wist. Hij kende de Turksche zeden, de Poolsche gewoonten, het
Russische karakter, de Tartaarsche gebruiken en het scheen, dat de
Setsj hem ook niet onbekend was. [1]
Wat de Ukraine aangaat, het bleek wel, dat hij deze in allerlei
richtingen doorkruist had, dat hij de groote steden zoowel als de dorpen
bezocht en er misschien wel gewoond had. Meer dan een had zich ook
afgevraagd, hoe hij aan het litteeken kwam, dat hij op z'n linkerwang
had, waar hij deze wond had gekregen, die zeker wel door een scherp
wapen was toegebracht. Maar dat ging hem alleen aan. Ieder zijn
geheimen. Intusschen werd de reiziger, zonder twijfel ingenomen met
de gulle ontvangst, die hem ten deel viel, uit zich zelf mededeelzamer.
Hij vertelde van de veldslagen, die er onlangs geleverd waren. Het was,
alsof men er zelf bij tegenwoordig was. Iedereen luisterde met
ingehouden adem naar hem. De mannen, gewoonlijk zoo kalm, raakten
in vuur: de vrouwen snikten. De kinderen hingen aan zijn lippen, alsof
hij een mooi sprookje vertelde.
Hij had juist een verhaal beëindigd; de stilte woog zwaar, ieder was met
z'n eigen gedachten bezig. Plotseling schrikten zij op. Twee schoten
klonken in den nacht, gevolgd door meerdere.
Men luisterde scherp. De schoten kwamen van den kant der steppe. Een
langen tijd wachtte men of er misschien nog meer zouden volgen, maar
alles was weer stil geworden.
"Zoo, wordt er in deze vreedzame streken ook al kruit verschoten?"
vroeg de reiziger toen.
"Dat schieten moet van den kant van den straatweg naar Tsjigirine
komen," beweerde Andry Kroek.
"Het is van verschillende kanten gekomen," zei Danilo
hoofdschuddend.
Het was intusschen al laat geworden. De vrouwen stonden op om naar
huis terug te keeren want het werd voor de kinderen tijd om naar bed te
gaan.
Men zei elkaar op den drempel nog eenmaal goedendag, men wisselde
een glimlach, men knikte elkander vriendelijk toe. Alles ging als
gewoonlijk, en toch gevoelde ieder, dat er storm in aantocht was.
"Wel te rusten!" zeide men. "Goeden nacht!"
Toen verspreidde het heele gezelschap zich langs de donkere voetpaden
en verdween in de duisternis. De beide trouwe vrienden Andry Kroek
en Semene Vorosjilo bleven alleen met Danilo achter. De reiziger bleef
ook.
II.
DE KLEINE MAROESSIA.
Toen allen vertrokken waren begaf de vrouw des huizes zich naar een
kamer naast die, waarin de samenkomst gehouden was.
"Is er ook een middel om van hier naar Tsjigirine te komen?" vroeg de
reiziger.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.