Majoor Frans | Page 7

Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint
bij voorbaat van dien dwang, want ik wil dat er
ten minste één lid van mijne familie zal zijn, die mijne nagedachtenis
niet in afschuw houdt; maar als het daartoe komt kent de notaris van
Beek mijne intentiën, waarnaar gij u zult te schikken hebben, zoo gij u

niet van de gansche nalatenschap wilt verstoken zien, waardoor deze,
zeer tegen mijn wil en wensch voor al mijne nabestaanden zou verloren
gaan om aan industrieele ondernemingen te worden besteed. Dan, ik
wacht wat beters van uw goed oordeel en wijs overleg, om niet te
zeggen dat ik reken op uw goed hart, dat zich ontfermen zal over een
jong meisje, reeds als kind door de kwaadwilligheid harer verwanten
verstoken van de voorrechten die een deftig en gegoed geslacht haar
scheen te waarborgen, en die haar volgaarne waren gegund door hare
en uwe
liefhebbende oud-Tante
Sophie Roselaer tot de Werve.
P. S. Dat ik mij simpellijk Roselaer tot de Werve moet schrijven en niet
van de Werve, is de schuld van den generaal; maar zijn koppigheid en
dwarsdrijverij zal hem duur te staan komen.
"Nu, wat zegt gij?" vroeg Leopold, toen Verheyst na volbrachte lectuur
het geschrift langzaam toevouwde met een bedenkelijk gezicht.
"Wat ik zeg? wel dat het een echte vrouwenbrief is: het punt dat bij
haar het zwaarste weegt ligt in 't post-scriptum."
"Hm! dat kan waar zijn; hoe is 't mogelijk dat een christenmensch, dat
eene vrouw, reeds met den eenen voet in 't graf, nog met zoo'n bitteren
familiewrok is bezield geweest, en mogelijk om een bagatel!"
"Wat zal men zeggen .... uit de wissewasjes komen de felste processen
voort, als men den wortel der bitterheid niet bij het eerste opschieten
uitroeit. Maar ik had voor u wel gewenscht, dat deze dame met andere
gevoelens ware bezield geweest jegens hare verwanten; de zaak ware
dan zoo licht gevonden. Convenieerde u de jonge dame, dan: het
huwelijk; viel het anders uit, dan: de verdeeling; gij bleeft beiden vrij,
en met een half millioentje zoudt gij het ook wel kunnen doen."
"Och! dat het haar behaagd had mij een dertig duizend gulden te maken
zonder conditie," verzuchtte Leopold, "dan ware ik van al dat

geharrewar af."
"Dat zou zeker wel het gemakkelijkste zijn geweest voor u!" hernam
Verheyst, even glimlachend; "maar ziet gij, men heeft niets voor niet,
en als nu de wraakzuchtige oude dame u heeft uitgekozen om het
instrument harer wraakzucht te zijn, dan kunt gij niet anders dan dien
lastpost aanvaarden."
"Dat zie ik nog niet in...."
"Ik ben er zeker van dat zij zich op haar sterfbed heeft verkneukeld bij
de gedachte, dat zij eene kampioen voor hare grieven heeft
achtergelaten."
"Heel goed, maar als zij zich verbeeldt dat ik, ter wille van haar geld,
de laagheid zal plegen, zoo maar blindweg hare kwade intentiën te
dienen, dan heeft zij zich zonderling in mij vergist, of men heeft haar al
zeer verkeerde berichten omtrent mijn karakter aangebracht."
"Vooreerst weet gij immers niet of er werkelijk iets van u verlangd
wordt, dat met uw karakter in strijd is. Voorts moet ik u zeggen, dat de
beschikkingen eener overledene niet bediscussiëerd mogen worden, en
dat men er zich zooveel doenlijk naar voegen moet. Blijkt u dat
inderdaad onmogelijk bij nader onderzoek, welnú, dan is het nog niet te
laat om terug te treden."
"Voorloopig heb ik in dien zin aan den notaris, geschreven. Ik voel wel
dat ik beproeven moet of er iets van dat huwelijk kan komen; ik ben het
in de eerste plaats aan het jonge meisje verplicht maar om de waarheid
te zeggen: ik zou zoo graag willen dat een ander dan ik, gij bij
voorbeeld, de eenige wien ik op dat punt volkomen vertrouwen kan,
eens een kijkje kon nemen van de familie von Zwenken, van de jonge
dame allermeest, eer ik zelf optrad, 't geen zoo heel decisief zou zijn...."
"Hoe gij u nu reeds de airs geeft van een millionair!" viel Verheyst in.
"De preliminairen van zijn huwelijk te laten openen per ambassadeur!
Jammer, waarde patroon, dat ik volstrekt niet in de gelegenheid ben
uwe opdracht te aanvaarden. Wie weet hoe ver de serviliteit voor uw

aanstaanden rijkdom mij anders nog vervoerd zoude hebben!" Er was
eene mengeling van spot en gekrenktheid in den toon van dit antwoord,
die Leopold deed opschrikken.
"Dit verwijt is immers geen meenens?" vroeg hij getroffen. "Gij weet
wel dat ik niets kon bedoelen dan een vriendendienst vragen aan den
eenige, wiens scherpzinnigheid en helder oordeel ik beter vertrouwen
zou dan mijn eigen blik, door allerlei strijdige aandoeningen licht
beneveld!"
"Wees gerust, zóó heb ik het ook opgenomen; ik wilde u slechts een
weinig plagen, maar ongelukkig is het beletsel dat ik aanvoerde geen
scherts maar strenge ernst. Ik moet morgen hier in den Haag blijven
voor mijne eigene zaken,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 175
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.