Dat hiet-je,
Of wel, liefste Leen,
Of Antjen,
Mijn Santjen!
Maar dat is al een.
Schalk zoetjen
Nu moet je
Met mij op de baan;
Wij kunnen nooit jonger een flikkertjen slaan."
Met greep hij,
Met kneep hij
Haar worst'lende hand,
En zeide
En beidde:
"Spreek op,--naar wat kant?"--
"Ik heet niet...--
Ik weet niet...--
Ik zoek Elze-zus."--
"Leg op dan, mooi meisjen! wij vinden haar flus."
Zij gluurde eens,
Zij tuurde eens
Wie hij wel geleek;
Toen bloosde,
Toen poosde,
Toen werd zij schier bleek;
En 't gapen
Der knapen,
Die 't aanzagen, moê,
Stak Klaertjen haar vingers Flip bevende toe.
O Joosjen,
Mijn Troosjen,
Wat reden zij snel!
Wat beende,
Wat leende
Zij weelderig wel!
De molen,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.