Lente | Page 5

Cyriel Buysse
een toertje rond de velden had gedaan, in de
verkwikkende heerlijkheid van den vroegen, frisschen lente-ochtend,
kwam langs achter, over 't steenen bruggetje van 't beekje, op het erf
gewandeld. Hij zag er buitengewoon netjes en opgewekt uit, pas
geschoren, met keurig geborstelde kleeren en een frisch wit hemd.
--Ha, wat 'n scheun weere veur den tijd van 't joar!" glimlachte hij, in
verrukking naar den wazig-zonneblauwen hemel kijkend.
--Woar es Coben?" vroeg Standje. "Hij zoe wel e-kier moete zien of 't
harnas van den tieprie in order es."
--Hij es al bezig mee 't te kuischen," antwoordde Belzemien. "Hij goa
euk de moanen van zijn peirden kammen en 'n beetsen 't hoar van ulder
peuten scheiren, zegt hij."
--Ah, c'est ça, c'est ça," glimlachte Standje tevreden.
Belzemien ging netjes verder rondslenteren en Standje, na een nieuwen,
wantrouwenden schuinblik op de vensters van het woonhuis, zei, bijna

fluisterend, tot Pierken:
--Ala, den tieprie nou. Van den ieste kier noar buiten en medeen achter
de muur van de loeze."
Op een drafje, Standje in 't lemoen, Pierken duwend aan de achterplank,
ratelde het ding vlug naar buiten. Maar... o wee!... juist wat Standje al
dien tijd gevreesd had gebeurde: daar kwam op 't zelfde oogenblik
Cordúla op den drempel van het woonhuis staan.
--Nondedzju!" bromde Standje halfluid. En, eensklaps kwaad, was hij
desnoods tot scherpen tegenstand bereid.
Doch het bleek overbodig. Tot Standje's innige verbazing maakte
Cordúla geen de minste opmerking waarom hij reeds zoo vroeg het
rijtuig buiten haalde. Zij deed of ze 't zelfs in 't geheel niet zag, en, met
de beide handen als een trechter aan den mond, gilde zij naar de stallen
toe:
--Hé! Leenie! Leenie!"
Een dikke meid kwam uit de open staldeur, 't gezicht verhit, de haren
slorsig in verwarde trensen om het voorhoofd en de slapen, met
opgeschorte, groezelige rokken en rooddikke, bloote armen onder
opgestropte mouwen.
--Wa es er, bezinne?" riep zij.
--Hé-je hoast gedoan mee melken?" vroeg Cordúla.
--Tusschen dit en tien menuten!" antwoordde de meid.
--Hawel, as ge gedoan hêt komt in huis om mij 't helpen schuren!"
Standje wist niet wat hij hoorde. Stomverbaasd keek hij op. Wat?
schuren op een woensdag! Hè... zou zelfs Cordúla, ter eere van de
komst van 't nichtje...! Standje, zonder verder te aarzelen, draaide met
den tieprie om den hoek der "loeze" en beval Pierken hem van onder tot
boven af te borstelen, te wasschen en op te poetsen.

* * * * *
Even voor zes uur dien avond was Standje met den "tieprie" aan het
kleine station. Bello, de mooie, bruine merrie stond er voor gespannen,
en Standje had er wel wat last mee, want het beest was schichtig, niet
gewend aan drukte en vooral niet aan het ruischend gedonder der
treinen. Twee snorden er voorbij terwijl 't gespan daar wachtte en
telkens moest Standje naar de teugels springen en het wild-snuivend en
trippelend beest met zachte woorden en streelende klapjes op den hals
bedaren. "Hou hou, Belleken, hou hou, Belleken!" suste Standje
bezorgd, onder de ietwat spottende blikken en grappige opmerkingen
van een paar toeschouwers; en 't begon hem wel wat te spijten dat hij
niet in plaats van de hitsige merrie, den kalmen, grijzen ruin genomen
had, zooals Belzemien en Coben hem hadden geraden. Maar de ruin
liep zoo traag en de merrie zoo vlug en Standje wilde wel graag een
beetje levendig rijden met Leontientje.
Eindelijk werd de fransche trein aangekondigd. Aan beide kanten van
den spoorweg zakten de sluitboomen, als twee lange, dunne, strakke
armen zonder handen neer, een horen toeterde, een electrisch belletje
rinkelde, een man kwam met een vuilrood vlaggelapje op zij van het
wachthuisje staan.
--Hou hou, Belleken! Hou hou, Belleken!" paaide Standje, de merrie bij
den breidel vasthoudend.
Daar naderde de trein! Ruischend, stoomend, proestend, met een enorm
hooge en zware locomotief, kwam hij langzaam uit een bocht voor 't
kleine station gereden.
--Hou hou, Belleken! Hou hou, Belleken!" herhaalde Standje steeds
dringender, terwijl hij, sussend, klapstreelend op de sidderende manen,
met gretige oogen naar den langen zwarten trein het hoofd omwendde.
De remmen knarsten, portieren vlogen open, reizigers kwamen
uitgebrokkeld, liepen haastig uit elkaar.
--Hou hou! hou hou! hou hou!" ging aldoor Standje, angstig dat hij haar

wellicht in het gewoel niet zien of herkennen zou. Maar plotseling
ontwaarde hij, vooroverhellend over een nog dicht portier, een lenige
buste in witte blouse en lichtbruin manteltje, een grijsblauw hoedje met
een bruine veer, en daaronder een jeugdig frisch-blozend gezicht met
blonde haren en zoekend-rondkijkende oogen: oogen die eensklaps
Standje ontdekten en glimlachend schitterden, terwijl een arm werd
gezwaaid en een vroolijk stemmetje van verre riep:
--Ah voila! Bonjour, mon oncle! Bonjour! Ik kom!"
--Hou hou! Bezoer! Bezoer!" antwoordde Standje, met de eene hand
tegenwuivend, met de andere 't paard intoomend. Een fluitje gilde, een
stoomgulp pufte,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 51
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.