kruik met water om ze te bewaren; en toen zij in de "beste kamer" op het tafeltje te pronken stonden, vroeg Leontientje of er nog tijd was v����r den eten om eens even rond de boerderij te gaan.
De avond daalde, in zachtwazige, purperen glorie, over de stille, mildvruchtbare, groene lentewereld neer. Cord��la bleef brommig in huis om het avondmaal te bereiden, en af en toe, om zich te troosten, putte zij gulzig uit den zak met lekkernij. De broeders, alle drie, liepen intusschen, over den boomgaard, met het meisje mee. Zij had hoed en mantel afgelegd; en nu, blootshoofds in haar mooiweelderig blond haar, met lichtbruine japon en witte zomerblouse, wandelde zij, in de volle sierlijkheid harer lenige gestalte, over het zachte goudgetinte gras, onder de frissche lentekruinen. Kersen en krieken, pruimen en peren hadden reeds gezet en de vergankelijke weelde van hun eenmaal sneeuwwit bloeisel hing, als in bruine, verschrompelde lapjes, aan de dunne, naakte twijgjes; maar al de appelboomen stonden in hun rijksten prachttooi en 't waren alom als groote, witte en roze, tooverpaddestoelen, als boomen uit een Paradijsdroom, door een wonder van heerlijkheid op aardschen bodem overgeplant.
--Oh! comme c'est beau, comme c'est beau!" jubelde Leontientje. Zij haalde de lange, neerhangende bloesemtwijgen naar zich toe, zij aaide met haar zachte wangen langs de zachte, teere knoppen; en eensklaps werd het haar te machtig: zij brak het eene takje na het ander af en las ze samen tot een schitterenden ruiker, telkens met een kinderlijke speelschheid streelend vragend: "Je puis, n'est-ce pas? Tante Cord��la ne sera pas fach��e, n'est-ce pas?" terwijl de drie, oude vrijgezellen met gedwongen glimlach toch ja knikten, elk oogenblik omkijkend naar het woonhuis, in voortdurenden angst hun zuster eensklaps woedend te zien buiten vliegen, om. die nuttelooze schending, welke zij in bun begrip van boerenzuinigheid ook innig afkeurden, te verbieden. Gelukkig merkte Cord��la er nog niets van en Standje was in zichzelf al vast besloten op een of andere manier Leontine de bloementakjes te ontnemen, voor zij er mee in huis kon komen. Zij leidden haar verder rond, langs de wilgen van het beekje, bij het zoogenaamde "Zonneputje" dat daar een ietwat breedere kom in 't smal riviertje vormde, en waar zij weer in een langdurige verrukking stond over de duizenden, dicht-op-elkaar-gegroeide witte waterbloempjes met oranje hartjes, die bij plaatsen er de gansche opervlakte met hun woekerende weelde overdekten. Zij gingen met haar in de stallen, toonden haar de koeien, de paarden, de zwijnen, wat haar ietwat minder belangstelling scheen in te boezemen; zij lieten haar kennis maken met Baron, den ouden, nog al onverschilligen waak-en-karnhond, die van haar liefkoozende wenken geen notitie nam; en eindelijk kwamen zij, door Cord��la voor het avondmaal geroepen, langs achter weer in huis, waar Standje haar haastig de bloeiende appelboomtakjes uit de hand nam, onder voorwendsel dat ze dadelijk in 't water en den ganschen nacht op een koele plek dienden te staan...
Zij aten in de schemering der ouderwetsche, ruime keuken, waar veel blinkend tin en koper hing omheen de gele wanden, onder de zwartgerookte zolderbalken, de drie broers en het jong nichtje om een laag groen tafeltje, zijlings van den haard. Er waren gekookte eieren, hoofdkaas en gerookte worst, met tarweboterhammen en bier. Zuster was per slot van rekening niet schriel geweest, zij had fatsoenlijk haar eer "gekoaveld" en de drie broeders waren zeer tevreden. Cord��la zelve at niet mee aan tafel. Zij hield meer, beweerde zij, van een bord karnemelkpap en aardappelen met kaantjessaus, zooals de dienstboden straks zouden krijgen. Intusschen ging zij af en toe weer met de hand onder haar schort en haalde daar iets uit, dat zij met stil genoegen onder het heen en weer loopen opknabbelde. Die lekkere "seekelou" van Leontientje scheen toch al heel wat in haar stugge binnenste vermurwd te hebben.
Intusschen, onder het eten, praatten de ooms en het nichtje over Leontientje's leven in Parijs. Zij vertelde hun dat haar vader nog steeds werkzaam was in een groot pakhuis, waar hij reeds meer dan twintig jaar zijn betrekking had en dat zij het huishouden deed en ook nog wel thuis, in haar vrije uren, voor een grooten corset-winkel werkte.
--Zeu, zeu, veur ne cors��-wijnkel nog al!" zei Standje, met een ietwat ondeugende belangstelling in zijn schitterlachende oogen.
--Ba joa, ba joa, ne luxe-artikel, e-woar? Hier, op den buiten, 'n h�� 't vreiwevolk da nie veele neudig," meende Belzemien.
Coben schudde 't hoofd en bewoog even, zenuwachtig, zijn sidderende handen, als wilde hij beduiden dat hij daar niet veel verstand van had.
--En veur de lingerie-wijnkel wirk ik euk almets," vertelde Leontientje verder. "O! scheune dijngen, zille! Scheun fijn ondergoed veur rijke damen, hoast allemoal mee dieren entre-deux en kant. 'K h�� passeerde week 'n pakske noar huis gedregen, ge kost het azeu aan ou? kleine vinger droagen en d'r zat veur over de zeven honder
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.