Krakatau en de Straat Soenda | Page 9

Not Available
wij een aanhoudend gerucht, niet
ongelijk aan het geknetter van een verwijderd geweervuur, terwijl wij
duidelijk steenen van verschillende soort konden onderscheiden, die
door de lucht vlogen en na herhaaldelijk tegen de rotsen gestooten te
hebben, eindelijk in zee vielen. Wij merken ook op, dat wanneer deze
projektielen een lossen korreligen grond aanraken, zij dien in beweging
brengen; dan storten de vastere bestanddeelen, aarde, zand en steenen,
als donkerkleurige lawinen naar beneden; zij rollen door de ravijnen en
stroomen in breede massa langs de hellingen, en vormen eindelijk
kegels, waarvan de voet op den bodem der zee rust, die hier ter plaatse
zeer diep is, want op eenige vademen afstands van de kust peilt het
dieplood nog twintig meters. De grijsachtige asch daarentegen, met stof
vermengd, stijgt in wolken omhoog en wordt door den wind
medegevoerd.
Intusschen werd een onzer roeiers aan het been getroffen door een steen
ter grootte van een kleinen oranjeappel, terwijl een tweede veel grooter
steenblok op ettelijke meters afstands van de sloep in zee viel. Langer
vertoeven was blijkbaar gevaarlijk; wij verwijderden ons dus zoo
spoedig mogelijk, nadat het ons gelukt was op verschillende punten
fragmenten van de rotsen machtig te worden.
Het wordt inderdaad tijd terug te trekken. De Rakata schijnt het zeer
stellig op ons gemunt te hebben: getuige het rusteloos geknetter en
gedonder, de steeds dichter wordende stofwolken, en de overal
opspuitende waterstralen, als ware de zee aan het koken, maar die
eenvoudig het gevolg zijn van de onophoudelijk neerploffende steenen.

Het was toen omstreeks twaalf uur op den middag: de steenstortingen
zijn dan, ten gevolge van de brandende hitte, het sterkst. Wij hebben
opgemerkt dat, met het dalen der zon, het verschijnsel in kracht en
omvang afneemt en dat het 's nachts geheel ophoudt.
Aan de westelijke punt van de scheur in de piek van Rakata vinden wij
eindelijk een plek, waar wij aan land kunnen gaan. Wij zetten voet aan
wal op een klein strand, aan het uiteinde van een ravijn, waarvan de
steile wanden aan den eenen kant bestaan uit oude zwartachtige
lavabeddingen, en aan den anderen uit asch en puimsteen, die tot eene
vaste massa geworden zijn. Daar kunnen wij in alle veiligheid den aard
bestudeeren der rotsen en van de verschillende vulkanische stoffen,
door de jongste uitbarsting uitgeworpen en die hier eene laag vormen
ter dikte van tachtig en zelfs honderd el.
Ondanks al mijne nasporingen, heb ik aan wal geen enkel spoor van
plantaardig of dierlijk leven gevonden, met uitzondering van eene
enkele, zeer kleine spin: deze zonderlinge bodinne der wedergeboorte
was bezig haar webbe te spinnen! Het zou zeer belangrijk zijn, stap
voor stap de ontwikkeling gade te slaan van het nieuwe leven op dezen
grond, die nu als in de boeien des doods gebonden ligt, maar die binnen
weinige jaren, dank zij de koesterende warmte der tropische zon en de
overvloedige regens, zijn voormaligen dos van weelderig groen zal
hebben herkregen.
In den namiddag bezoeken wij het dus genoemde Verlaten-eiland,
vroeger een prieel van groen, thans geheel overdekt met eene grauwe
aschlaag, dertig meters dik. De diepe scheuren in de oppervlakte geven
aan het eiland, op zekeren afstand, het voorkomen van een gletscher.
Hier, evenals op Krakatau, zijn de hoogste boomen geheel en al onder
het slijk bedolven.
Dit eiland, ten noordwesten van Krakatau gelegen, was, voor de
uitbarsting, daarvan slechts gescheiden door een nauwen zeearm,
ettelijke honderd ellen breed; tegenwoordig bedraagt de afstand
tusschen de beide eilanden zes kilometers. Volgens den heer Verbeek,
is de oppervlakte van het eiland meer dan verdriedubbeld.

Deze dag was een der belangrijkste, maar ook in hooge mate
vermoeiend ten gevolge van de ondragelijke hitte, nog vermeerderd
door de weerkaatsing der zonnestralen. Op deze geheel verwoeste
naakte eilanden is nergens een plekje te vinden, waar men zich tegen de
brandende stralen der equatoriaal-zon beveiligen kan.
27 Mei.--In den vroegen morgen zetten wij koers naar eene zwarte rots,
die op twee kilometers ten noorden van Krakatau, even boven de
golven uitsteekt: dit is het eenige overblijfsel van het gedeelte des
eilands, dat tijdens de uitbarsting in de diepte verzonk. In de
onmiddellijke nabijheid, op de plaats waar weleer de vulkanische kegel
van den Danan verrees, wordt thans op eene diepte van tweehonderd
meter nog geen grond gepeild.
Het Lange-eiland, waarheen wij ons vervolgens begeven, komt bijna
geheel overeen met het naburige Verlaten-eiland; het is ook in omvang
toegenomen, maar in mindere mate dan het laatstgenoemde. Zeer
waarschijnlijk zijn deze beide eilandjes niet anders dan stukken grond,
die in vroegeren tijd van Krakatau zijn losgescheurd, bij eene
uitbarsting waarvan de historie de heugenis niet heeft bewaard.
Wij stevenen nog eens naar Krakatau en werpen het anker uit op
hetzelfde punt als gisteren, maar zonder ons verder op te houden;
vervolgens zet de Kediri koers naar Merak, waar wij omstreeks vijf
uren in
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 14
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.