doorwaden de rivier Koeripan en vervolgen dan
onzen weg stroomopwaarts, langs den rechteroever. Maar weldra
worden wij overvallen door een stortbui, waarvan nog het minst
onaangename gevolg is dat de hard geworden asch, waarover wij
loopen, zeer glibberig wordt. Dat is nog het ergste niet: het pad stuit
eensklaps tegen een kreupelbosch, dat ons ondoordringbaar schijnt.
Toch dringen wij er in door, voorafgegaan door onze maleische gidsen,
die ons een weg banen in de jungle. Eindelijk, na een zeer
vermoeienden tocht van een uur, zien wij eensklaps, bij eene kromming
der rivier, een allerzonderlingst schouwspel voor ons: eene groote
raderstoomboot, geheel ongeschonden, ligt daar, midden in het woud,
even als eene brug over de rivier, die rustig onder de kiel doorvloeit
over eene bedding van breede zwarte kiezelsteenen. De prachtige
tropische flora vormt eene eigenaardige lijst om deze wonderlijke
schilderij, die wij, helaas! niet lang op ons gemak konden beschouwen,
want de regen begon op nieuw en wel in heviger mate. Bovendien
spoedt de dag ten einde en wordt het hoog tijd om aan boord terug te
keeren. Onze terugtocht geleek wel eene vlucht. Rillende van koude, na
de gloeiende hitte van den dag, doornat, waren wij wat blij, dat wij ons
in de machinekamer van de Kediri konden verwarmen.
Dit interessante uitstapje herinnerde mij een soortgelijk tochtje, dat ik
zeven jaren vroeger, in een geheel ander deel der wereld, ver genoeg
van Sumatra, had gemaakt, Dat was te Arica, op de kust van Peru. Den
18 Augustus 1868, ten gevolge van eene aardbeving, werd de stad door
geweldige golven overstroomd en verloren een aantal harer inwoners
het leven. Door de golven opgetild, werden drie schepen op het strand
geworpen, waar zij, na het terugvloeien van de zee, op een mijl afstands
van de kust op het droge bleven liggen. Zij bleven daar negen jaren,
toen de zee wederom buiten haar oevers trad en in het land doordrong.
De amerikaansche korvet Waterie, vlot geworden, strandde op nieuw
een mijl dieper landwaarts in, midden in een woestijn, nabij den
spoorweg van Tacna. Daar zag ik de boot, in de maand September 1877;
haar stevige ijzeren kiel, door de twee raderen gesteund, stond recht op
den grond, als wachtte zij dat de zee, bij eene derde inbraak, haar mede
zou nemen voor een nieuwen tocht.
Met de Barouw heeft de zaak zich aldus toegedragen. De boot lag
geankerd voor Telok-Betong, toen in den morgen van den 27 Augustus,
eene golf haar optilde, zonder schade over den dijk beurde en midden
in het chineesche kwartier nederzette. Den 28, toen het weder dag werd,
was het vaartuig verdwenen. Men vond het terug op de eigen plek,
waar wij nu het gezien hebben, in eene kromming van de rivier
Koeripan, op een afstand van drieduizend-driehonderd el van zijne
ankerplaats op de reede, en van tweeduizend-tweehonderd el van het
punt in de chineesche wijk, waar het des morgens was te land gekomen.
Al de maleische prauwen waren in de vallei gestrand; alleen de Maria,
een transportschip voor het vervoer van zout, was gespaard gebleven en
wiegelde zich, tot aller verbazing, rustig en kalm, midden op de reede.
Op het oogenblik van de katastrofe meenden de twee eenige
Europeanen, die zich aan boord van de Barouw bevonden, de kapitein
en de machinist, zich te kunnen redden, door zich aan de takken van
een boom vast te klemmen; maar eene tweede golf, nog geweldiger dan
de eerste, sleepte den boom in haar vaart mede, zoodat de beide
ongelukkigen verdronken. De bemanning daarentegen, die aan boord
was gebleven, kwam met den schrik vrij.
25 Mei.--De heer Van Heuckelum, die op eene gelegenheid wachtte om
naar Batavia terug te keeren, is met ons aan boord van de Kediri gegaan,
die 's nachts het anker heeft gelicht. Dezen morgen ten acht uren
houden wij stil tegenover de oostkust van Seboekoe, op twee-en-dertig
mijlen afstands van Telok-Betong, in de richting van Krakatau. De boot
brengt ons aan land; dank zij het mooie weer gaat de ontscheping
gemakkelijker dan op de vorige dagen. Wij bezoeken ook het kleine
Protectie-eilandje, dat bewoond was, zoo als blijkt uit de overblijfselen
van de in regelmatige vakken geplante kokospalmen; maar er is geen
spoor meer te ontdekken van de inlandsche hutten, waarvan de
bewoners, ten getale van honderd-vijftig, allen zijn omgekomen.
Het groote eiland Seboekoe, dat wij vervolgens aandoen, was
onbewoond. Dit eiland is betrekkelijk vlak, en hoewel mede van
vulkanischen oorsprong, heeft het geen centralen bergkegel, zoo als het
naburige Sebesi. Hier zijn wij nog slechts acht mijlen verwijderd van
het brandpunt der verwoesting, van Krakatau; de uitwerkselen zijn dan
ook hier nog verschrikkelijker dan wij tot dusver gezien hebben. Het
eenmaal groenende bosch is vervangen door een wilden baaiert van
geteisterde en verbleekte stammen, langs de heuvelhellingen verstrooid
en gedeeltelijk onder de asch bedolven.
Onze vaart vervolgende,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.