Korte Arabesken | Page 4

Louis Couperus
dat de duc, gerust gesteld in zijn teeder hart, de tram juist pakt, die
hem naar zijn hertogelijk kwartier voert.

II.
Den volgenden dag, blauwe lucht, en zonnefeërie, na den storm. Dat
wisselt zich af in Nice als met dekoratie na dekoratie.
Weêr neemt de duc, blij om het mooie weêr, en nieuwsgierig naar de
Place Garibaldi, het eene trammetje na het andere.
En waarlijk, daar op een bankje, zit... de Lion du Littoral!
Arme Lion, wat ziet hij er uit!
In een oud, bronsbruin jasje, een gelapte broek, en touwen pantoffels,
zit de Lion in éen gedoken. Zijn kop is hem gevallen op de borst, zijn
wangen zijn hol, zijn haar is dun en grijs, en al zijn zijn schouders
breed, en al bombeeren zijn armen nog van biceps in de te nauwe

mouwen, de Lion ziet er uit als een zóo vervallen en ellendige leeuw,
zoo een oude leeuw van den Littoral, zoo een afgejakkerde kampioen
van Marseille tot Genua toe, dat des ducs gevoelig teêr hart samen
krimpt, met die heel oncomfortabelen kramp, die de duc ondervindt om
allerlei: bedelaars, oude trampaarden, ellendig geduldige trekezels,
oude meiden, oude akteurs en oude worstelaars: àlle oude en afgeleefde
artiesten, gymnasten en lastdieren, voor wie de duc zoo gaarne
toevluchtsoorden zoû willen stichten, met villa's en parken, voor de
menschen, en warme stallen en weiden, voor de beesten. Helaas, de duc
heeft nooit iets gesticht: zijn hertogelijk fortuin is zeer ge-entameerd,
en hij moet zich vergenoegen met--als hij niet een luttele aalmoes geeft
aan den mensch, of een blik van meêlij aan het lijdende beest--heel
hard weg te loopen, om hun misère niet te zien. Het is niet mooi van
den duc; het is struisvogelpolitiek; het zoû beter zijn flink op te treden
tegen den karrevoerder, voor het oude lastdier, en tegen de
maatschappij, voor de oude artiesten, meiden en worstelaars. Maar de
duc is, hoewel gevoelig van harte en erg sentimenteel, niet bepaald
krijgslustig en energiek in het "optreden"; de duc keert liever ter zijde
dan op, en zoo komt het, dat hij nooit veel veranderd heeft aan de
treurige dingen des levens, die zijn week hart soms doen krimpen van
akeligheid.
Gij lezer, oordeel met zachtheid den duc: hij is in alle geval oprecht.
- Zoo, Theofile, zeg ik: ben je terug? Dat doet me pleizier je te zien
O God! Wat een blik! Het hoofd heeft zich opgericht, zoo moê, zóo
moê, en twee waterige oogen zien mij aan. De Lion drinkt, dat is zeker,
en niet alleen punch als Bébert, of anisetjes als André. De Lion is
verslaafd aan de "groene fee".
- Dag meneer, groet hij met kelderstem. Is u ook al in Nice?
Ik ga naast hem zitten. Het is niet prettig dat te doen, want het jasje is
heel oud en riekt kwalijk. Maar ik bedenk, dat ik het soms in de
komedie of in een salon wel eens een half uur uithoû naast een vrouw,
die mij wee maakt met musc, en ik blijf stoïcijnsch zitten naast den
leeuw Theofile.

- Theofile, zeg ik. Waar ben je geweest?
- Genua, Ventimiglia, Menton, somt de Leeuw triestig op.
- Heb je veel geworsteld?
Hij lacht bitter en zijn waterige oogen ... tranen. O de blik vol tranen
van dien ouden man.
- Wat is er, Theofile? Kom, zeg mij eens wat er is?
- Ach, meneer, wat zoû er zijn ... Er is het einde, dat is alles.
- Het einde? ...
- Het is gedaan.
- Hoe gedaan?
- Als ik het van daag niet doe, doe ik het morgen.
- Wat??
Hij heeft een gebaar van een touw om den nek te slingeren en dan òp te
trekken.
- Maar waarom kerel, waarom?
- Meneer, ik ben oud.
- Hoe oud ben je?
- Ik ben ... acht-en-veertig.
Acht-en-veertig! En hij noemt dat oud! Er graaft zich iets om mij als
een afgrond. Ik ben niet veel jonger dan hij. Ben ik oud? Het wordt mij
kilkoud in mijn aderen.
- Dat is toch niet oud ... Theofile, zeg ik, bijna smeekend.

- Oud, voor een worstelaar, meneer. Het gaat niet meer. De goeie tijden
zijn voorbij. In een wedstrijd beteeken ik niets meer. De directie's
willen me zelfs niet meer toelaten. Ik werk wat op mijn tapijtje. Ik hef
wat gewichten. Maar het geeft niets meer. Ze kijken en lachen even, en
geven een sou en gaan weg. Mijn vrouw ... is weg.
- Is je vrouw weg??
- Ja. Ze is er van door, met een jongen kerel. ... Ik ben bijna blij voor
hem.
- En je zoon?
- Mijn zoon werkt. Hij worstelt in Milaan. Maar hij vergeet zijn vader
en eens.
- Ja, dat weet ik, Theofile, maar ik dacht, dat het bijgelegd was. Je zoon
was driftig
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 13
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.