van waar de groote lijnen uitgaan naar het Oosten
en het Westen en het Zuiden.
De drukste verkeersader der stad is de Maria-Theresiastraat, waar men
een prachtig gezicht heeft op de bergreuzen ten noorden van Innsbruck,
oprijzend als uit de stad zelve. De straat komt in het Noorden uit in de
Herzog-Friedrichsstraat, sluit aan den zuidkant bij de Wiltener wijk aan
en is daar door den triomfboog afgesloten, een trotsch gedenkteeken,
opgericht in 1765 door de bewoners van de stad ter herinnering aan de
aankomst van keizerin Maria Theresia en haar gemaal Frans I.
De Herzog-Friedrichsstraat behoort tot Innsbruck's oudste wijk. De
stedelijke torens en het glinsterende huis, "Das goldene Dachl", wekken
herinneringen aan het verleden. Van het mooie, met schilder- en
beeldhouwwerk versierde balkon van het huis zagen eenmaal vrouwen
neer op in tournooien strijdende ridders. De uitbouw met vergulde
dakpannen werd door Maximiliaan I aangebracht. De overdekte
gewelven en de aangrenzende straten, Hofstraat, Reuzenstraat en
Stolstraat vertegenwoordigen het oude Innsbruck. Vooral de Hofstraat
ziet er nog echt middeleeuwsch uit.
Als kunstinstituut staat in de stad de Franciskaner of Hofkerk bovenaan.
Ferdinand I begon den bouw in 1554 en voltooide hem tien jaar later.
Het inwendige van de hofkerk is tot een museum van echte
kunstschatten geworden; beroemd zijn de ijzeren beelden, waaronder
dat van koning Arthur.
Maar de natuur is toch eigenlijk de sterke trekpleister naar de omgeving
van Innsbruck. De lokaal-trein, die ook de Innsbruckers zelf, zoo goed
als de stroomen toeristen in de bergen brengt, rijdt van Hall over
Innsbruck naar Igls ten zuiden der stad, het liefelijke Igls, waar onze
koningin ook een paar keeren eenige weken heeft vertoefd. Dan voert
de spoorweg naar het Stubaidal en in de gletscherwereld. Maar in alle
dorpen van het middelgebergte bij Innsbruck zorgen aardige oude
herbergen en ten deele ook reeds zeer moderne hotels voor de
versterking van des reizigers inwendigen mensch. Men voelt zich in
hooge mate behagelijk in de oude gelagkamers, waar het crucifix hangt
met het kleine huisaltaar eronder, met gemaakte bloemen en tinnen of
bont gekleurde kandelaars erop, terwijl aan de deuren vrome prenten
hangen, en bloemen in potten de diepe vensterbanken versieren. De
scheiding tusschen de boeren en de heeren is in die dorpsherbergen
streng in acht genomen. Wie het volksleven wil leeren kennen, treedt
niet binnen in de heerenkamer, maar in het boerenvertrek met de groote,
groene kachel. Al is de grond er niet altijd volkomen schoon en de
lucht zoo dik van tabaksrook, dat ze wel te snijden is, dat heeft men er
wel voor over, om vroolijke liedjes en geestige zetten te hooren.
Het tiroler volk is niet gedrukt geworden door de overmacht van de
bergreuzen om hen heen. En toch, wat zijn de menschenwoningen
nietig en klein bij wat daar oprijst aan rotsen en bergen! Denk eens aan
den Ortler! Suldenthal en Trafoithal heeten de beide dalketels, die links
en rechts van den geweldige liggen, beide grootsch en indrukwekkend
en toch gezellig gemaakt door uitstekende hotels. Tegenover den Ortler
stijgt de weg in scherpe krommingen tegen het Stilfserjoch omhoog,
den hoogsten Alpenpas van Europa.
Zoo'n weg is een triomf, maar hoeveel meer is dat de Arlbergspoorweg,
die bij Landeck hooger de Inn op begint! Over rivieren en steile bergen
en afgronden heeft hier de mensch den ijzeren weg gelegd, om na een
langen, langen tunnel door den Arlberg in het kalme, liefelijke land te
komen, rondom het vorstendommetje Liechtenstein, door een stuk
Rijndal naar Bregenz te stoomen, en daar het heerlijke gezicht te
genieten op het meer van Constanz of het Bodenmeer, dat den Rijn in
zich opneemt, om hem gezuiverd en gekalmeerd weer van zich te laten
gaan.
Slaan wij nog even, vóór wij afscheid nemen van deze schoone streek,
een blik op enkele punten van het heerlijke tiroolsche land. Als wachter
staat er op de grens van Tirol en Stiermarken de Groszglockner, een
reus in de Oost-Alpen. Daar is men midden in het gebied der Alpen, en
ze doen er zich in al hun grootschheid voor. In die bergwereld ligt ook
het Zellermeer met de bekende bedevaartplaats Zell am See, en aan den
Tauernspoorweg als eindpunt Bad Gastein, de badplaats van vorsten,
zoo als men haar wel zou kunnen noemen. Het is een betooverend mooi
oord, waar de natuur haar woest en grootsch karakter nog niet heeft
verloren ondanks al de weelde, die de menschen er heen hebben
overgebracht. De waterval van wel 150 meter hoogte bruist er in al
dieper sprongen neer tusschen reuzenhotels en badpaviljoens, die als
zwaluwnesten tegen de hellingen van den steilen boschrijken dalketel
kleven.
De spoorlijn, die ten noorden van den Groszglockner door de Pinzgau
loopt, heeft aan zijn noordzijde al spoedig een veel toegankelijker
bergland, het Kaisergebergte of Der wilde Kaiser, de keten van de
noordtiroolsche Kalkalpen tusschen Salzach en de Inn.
De spoorweg,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.